Kent u dat gevoel ook, beste lezer, ‘s ochtends met een houten kop wakker worden, op de tast
naar de badkamer strompelen en als het licht aanfloept, ziet u alleen maar iets wat onze geliefde Thé
Lau ooit een ‘spiegelmonster’ noemde? Zo ja, dan zal u in de nieuwe plaat van Kurt Vile een betere
vriend vinden dan wie het ook was die u gisteren op Facebook heeft toegevoegd. Kurt Vile, diep in
zijn hart nog altijd de langharige outsider met dromerige, van de wietrook doorlopen rode aders in
zijn ogen, is ouder aan het worden en heeft daarover een plaat gemaakt die u niet mag missen.
Wie Kurt Vile ondertussen al een beetje kent, weet dat hij graag zijn tijd neemt. Zoveel blijkt al uit
opener “Pretty pimpin” dat bovenvermelde spiegelcrisis en existentiële zelfvervreemding beschrijft,
maar wel met een gevoel voor humor: “Then Saturday came around and I said ‘Who’s this stupid
clown blocking the bathroom sink?’ / But he was sporting all my clothes / ‘I gotta say I’m pretty
pimpin’”. Ondertussen denderen de drums aangenaam voort en een “Sweet Home Alabama”-
gitaarriedeltje lijkt wel te zeggen dat het toch allemaal niet zo erg is.
Een absolute favoriet ten huize enola is het semi-romantische “Stand Inside”: niet alleen drijft het
nummer voort op een prachtig akoestisch riedeltje waardoor het bijna gewichtloos lijkt, maar het
heeft ook nog eens een tekst die tussen liefdeslied en parodie schippert, met sardonische zinsnedes
als “We gonna live in a house together / With me on the couch and my guitar, singing / ‘Oh my god I
love you, I love you’”. Vrij gelijkaardig is ook het tekstueel nonsensicale “All-in a daze work” met een
refrein zo eenvoudig (simpelweg de titel verschillende keren herhaald) dat het bezwerend is.
Om eerlijk te zijn, veel verschillen met de vorige Kurt Vile platen zijn er niet, of het moet zijn dat
b’lieve i’m goin down misschien wel Vile’s meest directe plaat is: zijn stem is niet vervormd of
vaag en de productie is meestal kristalhelder. Meer dan vroeger trekt Vile hier wel de rootskaart,
zoals op “I’m an outlaw”, dat ergens op een veranda lijkt geschreven te zijn: op de loop voor de arm
der wet, maar dan niet sneller dan vijf kilometer per uur. Vile laat zich niet opjagen, niet in zijn slow
motion Dylan fraseringen van woorden, niet in het gemiddelde tempo van de nummers (nooit sneller
dan een gezapig stapritme) en ook niet in de instrumentale, vaak akoestische intermezzo’s of
outro’s.
Perfectie in de menselijke soort, het is bijzonder zeldzaam, tenzij u voor enola schrijft. Daarom
vatten we dan ook niet helemaal wat een naar Real Estate knipogend instrumentaal intermezzo als
“Bad Omens” doet tussen het prachtige “Stand Inside” en het van heerlijke “oeh oeh”-koortjes
doorspekte, bijna gewichtloze “Kidding Around”. Afsluiter “Wild Imagination” gaat dan weer wat te
traag en te gezapig richting uitgang en mist een echte pointe door de freewheelende tekst en gebrek
aan interessante melodie.
Dat is echter detailkritiek. Met bijzonder veel gevoel voor humor gaat Kurt Vile zijn eigen
existentiële crisis en de onvermijdelijke dood te lijf, zoals ook blijkt uit een zin als “I took a puff on a
cigarette, saw what I get / An invigorating fix and a black lung” uit het fantastische “Dust Bunnies”.
“That’s Life, tho (almost hate to say)” maakt dan weer gebruik van een conversatiestopper van
jewelste om er een heel verhaal over zijn eigen leven en dat van een stervende man aan op te
hangen. Zou het nummer niet zo heerlijk relaxed klinken, we hadden erop zitten janken.
De vergelijking is bijna onvermijdelijk, maar wat vorig jaar Lost in the Dream voor The War on
Drugs was, is b’lieve i’m goin down voor Kurt Vile: een plaat over sluimerende existentiële crisissen
en de sardonische zelfspot die een beetje gezond volwassen mens in zich draagt, maar dan door een
wazige, rokerige Prozac-filter bekeken. En zo hebben we het graag. Kurt, wat het ook is dat je neemt,
doe er voor ons ook maar eentje.