Hij loopt misschien iets minder in de kijker dan zijn vroegere collega’s, maar dat heeft Luc Ex niet belet om een mooie vervolgcarrière op te bouwen binnen de wereld van de geïmproviseerde muziek en aanverwanten. Met dit album van zijn kwartet krijgt die carrière alweer een erg mooi hoofdstuk erbij.
De tour vond een jaar geleden plaats, opnames daarvan zijn nu beschikbaar. En het mag geen verrassing zijn dat je een bijzonder staaltje muziek gepresenteerd krijgt. Luc Ex was net als z’n bandmaten bij The Ex immers altijd al een avonturier, die in de jaren negentig speelde met figuren als Tom Cora en Phil Minton, in het vorige decennium nog met Kamagurka aan de slag ging, en dezer dagen actiever lijkt dan ooit. Hij speelt in een improvisatietrio met stemkunstenares Isabelle Duthoit en trombonist Johannes Bauer, is lid van Rubatong, met o.m. voormalig Urban Dance Squad-gitarist René Van Barneveld en speelt bij Naked Wolf, met Jonge Turken Yedo Gibson en Gerri Jäger.
Voor zijn Assemblée brengt hij wel een erg mooie combinatie van muzikanten bij elkaar: drummer Hamid Drake is een van de meest gerenommeerde vertegenwoordigers van de Amerikaanse freejazz en met Ab Baars en Ingrid Laubrock heeft hij twee zeer gerespecteerde tenorsaxofonisten aan boord gehesen. Inderdaad: twee tenorsaxen, wat niet erg gebruikelijk is, en zeker in combinatie met Ex’ akoestische basgitaar, zorgen ervoor dat het kwartet van meet af aan beschikt over een eigen sound. Maar ook zonder die sound zou dit album een knap geheel vormen, want de composities die Ex bij elkaar bracht zorgen ook al voor een aparte combinatie.
Dit is immers geen rockalbum of een excentrieke punkbom, maar een moderne jazzplaat, maar dan wel eentje die duidelijk de sporen van Ex’ verleden draagt. Je voelt dat aan de structuren, de manier waarop vrijheid soms aangevuld wordt met aanhoudende ritmes en repetitieve baslijnen en hoe vanuit zoekende of wringende poëzie soms overgeschakeld wordt op een bijna uitbundige zwier die herinnert aan zijn vroegere band. Hoe de verkennende saxen van scheurende verkenningen plots overslaan in een eensgezindheid die een brede grijns op je gezicht plamuurt. Dit is muziek met veel houvast, maar ook vrijheid en uitbundige speelvreugde. Dat kan je niet veinzen.
De eerste twee tracks doen meteen mooi de huisstijl uit de doeken, met een pulserende baslijn en saxen die aanvankelijk rond elkaar lopen te neuzelen, steeds meer buiten de lijntjes kleuren en zich ineens in een groove uiteinde van de jazz bevinden, waar het kleurrijke spel van Drake steeds opnieuw voor een frisse kijk zorgt en de saxen duidelijk op een lijn staan. Vooral “The Unexpected Death of A Fortune Teller” is een oorwurm, het heeft iets van een gestaag voortschuivende mars, met saxen die elkaar vinden in unisono gefleem dat maar een keer gehoord moet worden om nog een tijdje na te zinderen.
Nogal een verschil met het ontzette gejank en gehuil van “Zajj Siht Si” (jazz op z’n kop, maar dan niet helemaal), dat prachtig contrasteert met de groovende ritmesectie. Vooral in de tweede helft volgen nog een paar bijzondere, en bijzonder geslaagde composities. Zo lijkt “Expanding For Aye” vooral een ode aan freejazzgiganten als Albert Ayler, en dan ben je met een man als Ab Baars aan boord natuurlijk aan het juiste adres. Mooi om te horen hoe de poëtische expressiviteit plaats ruimt voor een soort van gemuteerde ballade met gospelinjectie.
De meest opvallende compositie is ongetwijfeld “Primates Travel By Train” (prachttitel ook), waarvoor Baars en Laubrock overschakelen op respectievelijk shakuhachi (en vervolgens klarinet) en sopraansax en lange tijd rondhangen in een impressionistische sfeer die ook wel doet denken aan de delicate improvisaties van Baars en Ig Henneman. Dan, bijna halverwege, duikt weer zo’n repetitieve baslijn op, wordt de focus iets nauwer, krijgt de song een flukse stuwing en een vlotte tred en voor je het beseft barst het helemaal open tot een weelde aan kleuren, een meeslepende rechtlijnigheid die het beste van improvisatie en pop verenigt. Bijna even goed: de manier waarop het gehavend klinkende “The Road” bij elkaar geraapt wordt door een naar een climax toewerkende baslijn met prachtige melancholie.
Zodra je “Mutated Square Dance” achter de rug hebt, heb je dan ook een parcours uitgezeten dat prikkelt en hier en daar misschien even verwart, maar je ook steeds weer terug in de armen sluit met een warme toegankelijkheid. Een mooie mix van vrijheid en houvast en het soort album waarmee je liefhebbers uit de verschillende flanken van het muzikale spectrum dichter bij elkaar kan brengen.