Heeft Boris zijn meest toegankelijke plaat in zijn bestaan gemaakt? Na het eerste nummer van Noise ziet het daarnaar uit. Maar daarom trekt de Japanse noiseband nog niet de kaart van de zuivere sludgepop.
Eerst en vooral onze excuses voor de late recensie. Het zal wel aan de festivals liggen, zeker? Het Japanse trio is ook niet de makkelijkste band om te volgen. Want tussen de eindeloze stroom aan andere interessante releases is het intussen de negentiende (!) van weliswaar een van de beste undergroundbands die Japan rijk is. Sinds de jaren negentig hebben drummer Atsuo, gitariste Wata en bassist/gitarist Takeshi de reputatie opgebouwd van een consistente en innovatieve kracht in de heavy muziek.
Hun muzikale evolutie is op zijn minst merkwaardig te noemen: was Flood (2000) nog een stevige brok minimalistische dronemuziek, dan neigde Heavy Rocks (2002) meer naar stonerachtige rockmuziek. Op de veertien platen die daarop volgden pakte het trio afwisselend uit met noise, sludge, drone, doom, psychedelische muziek en ambient. Er is dus keuze zat bij een hyperproductief gezelschap als Boris. Maar de vraag is of elke studioplaat kwalitatief hetzelfde niveau bereikt. Over Noise kan u zich alvast het hoofd breken.
Bij het beluisteren van “Melody” konden we ons nog amper voorstellen dat deze band nog samengewerkt heeft met extreme bands als Merzbow en Sun O))). Donkere shoegaze, aanstekelijke pop en toegankelijke stoner: het is allemaal vervat in dit nummer — en wat voor een nummer! Aan de spectaculaire start is niets nieuws — we horen dan ook een soort My Bloody Valentine-meets-Sleepcombinatie die we al kennen van op Pink — maar de wall of sound stuwt de verwachtingen wel meteen de hoogte in.
Toegankelijkheid troef op Noise, denkt u dan? Ja en neen. De albumtitel klopt alleszins niet volledig. Na de lekker up-tempo heavy rocksong “Vanilla” kabbelt “Ghost Of Romance” rustig als een doorsnee, rustig shoegazenummertje. Maar fans van pakweg Heavy Rocks — om toch een van de vele platen te noemen — hoeven nog niet af te haken, want het geluid zwelt verder aan tot een beestachtig stonernummer. Ook hier niets nieuws onder de zon, maar wel een bewijs dat Boris nog maar weinig van zijn nummers zo geduldig opbouwde.
Nog opvallender is de variatie op Noise. Zo is “Heavy Rain” dan weer van een zwaarder kaliber. En toch, en toch. Eindelijk weerklinkt de delicate stem van Wata nog eens door de muur van gitaren, die als een rode draad door het album loopt. Veel meer geforceerd is “Talyo No Baka”, het enige, maar dan ook enige minder geslaagde nummer van de plaat. Het is niet alleen de vreemde eend in de bijt, maar eigenlijk gewoon een mislukt popnummer. Daarna duwt Boris het niveau weer de hoogte in met het achttien minuten durende “Angel”, waarin bijna alle stijlen die op de plaat aan bod komen — shoegaze, noise, stoner en psychedelische rock — de revue passeren.
”Quicksilver” is nog zo’n speciaal geval. Een dolgedraaide Boris — de oude fans zullen tevreden zijn — gaat volledig tekeer in een furieuze song die in theorie wel een crustpunknummer kan worden genoemd, maar in de praktijk een typisch voorbeeld is van een hysterische Boris. Oncontroleerbare agressie met cleane vocalen: je moet het maar (blijven) kunnen. En het nummer duurt negen minuten, dus alweer brengt Boris u op het verkeerde spoor, net als met de ambient-achtige outro “Siesta” trouwens.
Noise is niet de beste schijf van de groep, maar wel een van hun meest veelzijdige albums. Ook al ligt de kwaliteit niet altijd even hoog, toch is het album wederom interessant spul voor de echte fans. De nieuwe zieltjes raden we liever oudere platen aan. Alhoewel, ook dit is een typische Boris-plaat.