Peter Brötzmann :: Long Story Short + I Am Here Where Are You

82802471

Wie de Duitse rietvreter van nabij wil volgen, heeft het de voorbije jaren geweten. Alsof die prachtige 5CD box van het Chicago Tentet nog niet volstond, verschenen recent een heleboel uiteenlopende releases, waarvan er slechts een handvol deze website bereikten. Voor de meer toevallige fans wordt het noodgedwongen kiezen, maar dit jaar zijn er toch al minstens twee releases verschenen die niemand zou mogen missen: de ene een monumentale box set die ‘de totale Brötzmann’ van 2011 probeerde weer te geven, en de andere een registratie van een prachtig concert dat begin dit jaar plaatsvond in Brussel.

“Each person in the world walks in his own way. Some people are really going slow or fast; some people, yeah, they just swing their way. It has to go forward but maybe not. I know I’m talking in contradictions because I push things quite a bit, I push my playing, I push my lungs. My lungs are fucked up because I push too much air through the mouthpiece.” (The Wire 345, November 2012, p. 41)

Het blijft een eindeloos fascinerende artiest, die Brötzmann. Een zwijgzame, norse, wat enigmatische figuur (“No one really knows me”, zei hij nog in hetzelfde interview), maar tegelijkertijd een muzikant die zo uitbundig speelt en z’n lichaam zo hard tot de grenzen van het haalbare drijft, dat de suggestie wordt gewekt dat gewoonweg alles eruit geperst werd. Wat je krijgt is wat er is? Feit is dat de man ruim 46 jaar na het verschijnen van zijn debuutalbum For Adolphe Sax nog steeds niet aan toewijding en energie heeft ingeboet. De oerschreeuw is nog intact, net als de soms verrassende momenten van introspectie. Het is enkel ‘s mans invloed die er op vooruit gegaan is. De voortdurende hang naar nieuwe ideeën, projecten en speelpartners heeft daar ook iets mee te maken. Brötzmann heeft er echter ook een gewoonte van gemaakt om zijn beste projecten te onthoofden zodra hij het gevoel kreeg dat hun potentieel bereikt werd. Zo was zijn befaamde Chicago Tentet nog in grote vorm tijdens een driedaagse in Wüppertal, ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag in 2011, en duidelijk ook op het Wels Unlimited festival van datzelfde jaar, maar werd het een half jaar geleden ontbonden. Te comfortabel.

Wat de organisatie van Wels Unlimited voor zijn 25e editie klaarspeelde was nochtans behoorlijk indrukwekkend. Twee jaar lang werd het evenement voorbereid en het moest en zou een totaalervaring bieden. Geen poging tot een retrospectieve of een Best Of van het podium, maar een dwarsdoorsnede, een huidige stand van zaken, vaag vergelijkbaar met de John Zorn At 60-viering op de voorbij editie van Gent Jazz, maar dan gespreid over vier dagen. Een stuk of veertig muzikanten uit Europa, Azië en de Verenigde Staten doken op in achttien concerten en voor zowat de helft ervan zou Brötzmann zelf op het podium staan. Een frappanter bewijs van de gulzigheid én avontuurlijkheid van het improvisatie-icoon kan je moeilijk krijgen. Maar ook als de Duitser niet van de partij is slaan de gensters van de performances, of het nu gaat om de solosets van pianist Masahiko Satoh en gitarist Keiji Haino, of grotere ensembles die kleppers uit Chicago in contact brengen met muzikanten uit Afrika of Japan.

De meest dominante bezetting is hier ook weer dat fabuleuze Chicago Tentet (in werkelijkheid elf muzikanten), dat twee keer speelde, opnieuw met een aantal extra gasten erbij. De tweede van die performances werd bovendien uitbracht op DVD als Concert For Fukushima. Het gulle fragment uit de eerste performance laat het Tentet in de weer horen met de intussen overleden John Tchicai. Het start met die overbekende sirene, die eerst harmonieert met een trombone, maar voor je ’t weet heeft de machine zich natuurlijk op gang getrokken, voegen geplukte cello en de fluit van de gast zich bij de aanzetters en BOEM!, een drumslag en het gezelschap is vertrokken voor z’n holderdeboldersessie met dat wellustige geschetter dat overgaat in een witheet kolkende massa. Qua adrenaline blijft die band onovertroffen, weinig gezelschappen brengen dat uitbundige volume zo meeslepend aan de kook. Mooi meegenomen is dat zelfs bassist Kent Kessler duidelijk hoorbaar is, dat was op oudere releases vaak wel anders.

Een fluitpassage van Tchicai leidt tot een verfijnder, ingetogen stukje, verrassend subtiel en zelfs fragiel, al weet je dat er uiteindelijk ook weer een free-for-all van komt met een verschroeiende finale. De tweede performance, met Michiyo Yagi (koto, baskoto), vertrekt niet direct met dat saxgefreak. Wel: haast spookachtige sferen en een ontregeld geheel dat dichter aansluit bij de hedendaagse muziek. De koto, die afwisselend aan akoestische gitaar en harp doet denken, staat centraal. Het is allemaal wat minder overdonderend en direct, ook omdat de blazers duidelijk wat meer naar de achtergrond verdrongen werden, maar die majestueuze kracht steekt ook nu weer de kop op. Het slot koppelt zelfs de bloedmooie zachtheid aan een brute wall of sound waar ook een gitaar (Haino?) in terechtgekomen is.

Een van de festivalhoogtepunten was ongetwijfeld ook het kwartet dat Brötzmann vormde met Bill Laswell, Hamid Drake en gimbrispeler Maâllem Mokhtar Gania. Eenenvijftig minuten duurt het stuk, maar het behoort waarschijnlijk tot de meest hypnotiserende lappen muziek die je in de Brötzmanndiscografie kan vinden. En die heeft wel iets met transcendent gebeuk. De eerste tien minuten gaat het er ondanks de haast etherische bassound van Laswell behoorlijk potig aan toe, komt de groove al eens naar boven, net als heftige start/stop-dynamiek. Het is echter pas na de toevoeging van Gania, na zo’n twaalf minuten, dat de trance écht wordt opgezocht. Bij momenten zou je het best ‘wereldjazz’ kunnen noemen, maar laat dan die duffe associaties en politiek correcte toestanden achterwege, want het leidt tot een spektakelstuk waarin dat overstuurde, meteen herkenbare saxvibrato en die zeurderige tarogato een prachtig verbond aangaan met de gimbri. Het lijkt soms wel verbasterde funk!

Dat andere kwartet, Hairy Bones, bewandelt dan weer heel andere wegen. Het is vermoedelijk de meest extreme en luide band die de Duitser had sinds het einde van Last Exit, en het kwartet met trompettist Toshinori Kondo, bassist Massimo Pupillo en drummonster Paal Nilssen-Love maakt z’n reputatie meer dan waar met een furieuze set vol overstuurde trompetmanipulaties en tierende energie. Een botte klets op je waffel. Het trio Full Blast kan even robuust uithalen en drummer Michael Wertmüller tekeer horen gaan met z’n dubbele basdrum is altijd een revelatie, maar zelfs het atypische basspel van Marino Pliakas trekt de aandacht naar zich toe. De andere trio’s – met Eric Revis/Nasheet Waits, Jason Adasiewicz/Sabu Toyozumi, Michiyo Yagi/Tamaya Honda, Masahiko Satoh/Takeo Moriyama, en Mats Gustafsson/Ken Vandermark (Sonore) kiezen voor minder extreme routes, maar schitteren allemaal door een eigen invulling. Favoriet is opnieuw het trio met Satoh en Moriyama (het “Heavyweights’-trio), die een mooi vervolg breien aan hun album Yatagarasu (Not Two Records, 2012).

De acht concerten zonder Brötzmann waarvan hier geproefd kan worden, laten een enorme verscheidenheid binnen de vrije exploratie horen. Zo zoeken Okkyung Lee (de curator voor de 27e editie van het festival, dit najaar), Michiyo Yagi en Xu Fengxia het op even radicale manier in de moderne avant-garde en zorgt Haino met z’n vocale loops voor een van de meest theatrale stukken uit de box. De formaties met de Chicagomuzikanten zijn niet geheel verrassend wat nauwer verwant aan de freejazz en het ensemblewerk van het Tentet, al komt de meest opzienbarende performance van het DKV Trio, dat samen met Nilssen-Love, Gustafsson en Pupillo een pak agressiever speelt dan de eerder swingende freejazz waar het trio doorgaans een patent op heeft. Extra bonus zijn twee strikt Europese bands, zoals Caspar Brötzmann Massaker (nog altijd onnavolgbaar als het op volume, feedback en tribaal gebeuk aankomt) en het trio dieb13, Mats Gustafsson en Martin Siewert dat net als op zijn (Fake) The Facts (Editions Mégo, 2011) grossiert in een overdaad aan elektronica en tegen de industrial aanschurkende noise. Gezien Brötzmanns afkeer van elektronica gaat het vermoedelijk om een folieke dat Gustafsson toegestaan kreeg.

Met een weelde van bijna 400 (!) minuten aan vrij geïmproviseerde muziek is Long Story Short een massief blok dat een nieuwkomer onmogelijk zomaar zal uitzitten (begin bijvoorbeeld bij het album hieronder). Voor liefhebbers en fans is dit echter een onmisbaar artefact, een machtige inkijk in de wereld van een muzikant die sinds z’n jonge/wilde dagen hardnekkig z’n eigen ding doet, een paar decennialang verguisd werd en stilaan de (bredere) erkenning krijgt die hij verdient. En hoewel de werelden van componist John Zorn en improvisator Peter Brötzmann mijlenver uit elkaar liggen (al zijn ze op minstens één album samen te horen!), kan je in minstens één opzicht ook een parallel trekken: je creatieve wereld kan maar zo goed uit de verf komen als het volk is waar je je mee omringt. Wat dat betreft is het monument er met dit uitgebreide document in geslaagd om zijn visie en doortastendheid vanuit steeds nieuwe ooghoeken te belichten én te laten belichten. 3 Nights In Oslo was al een gulle, diverse greep. Long Story Short gaat nog breder, is nog completer. Met voorzichtigheid te benaderen, maar niettemin essentieel spul.

Peter Brötzmann & Steve Noble – I Am Here Where Are You

De 72-jarige saxofonist was begin dit jaar nog te gast in Les Ateliers Claus (Brussel), waar hij een duoconcert speelde met de Britse drummer Steve Noble, die samen met bassist John Edwards al naast Brötzmann te horen was op het ijzersterke The Worse The Better (Otoroku, 2010). De ijskoude temperaturen en snijdende wind van die avond deden uitkijken naar een broeierige, compenserende performance en dat is exact waar het publiek op getrakteerd werd. Die registratie is nu gelukkig ook beschikbaar op cd als I Am Here Where Are You. Zonder woorden of noten te verspillen aan overbodigheden, barstten de twee meteen los in een vlammende improvisatiesessie die leidde tot vijf stukken die uitblonken in coherentie en vloeiend verkeer. Noble, zo’n beetje de huisdrummer van het Londense Oto en een muzikant die in de voorbije twintig jaar al regelmatig naast de Duitser stond, wist zijn partner dan ook feilloos aan te voelen.

Of het nu ging om energiek geratel, zachtzinnige intro’s of omzichtig gestapelde resonanties, het gebeurde allemaal met een vanzelfsprekend gemak dat haast ingestudeerd leek. Het eerste half uur, waarvoor toevlucht werd genomen tot die befaamd scheurende tenorsax (het titelnummer) en klagerige tarogato (“If Find Is Found”), valt vooral op door de haast dierlijke energie en aanhoudende puls die voortdurend aangehouden wordt onder het oppervlak. Het is vrij geïmproviseerd en vrij van makkelijke melodieën en harmonieën, maar het stuk rolt veeleer dan dat het stuitert of van her naar der botst. Dat maakt het allemaal erg behapbaar (al is ook dat relatief natuurlijk). Zeker het derde stuk, “Mouth On Moth”, dat vertrekt vanuit een jeremiërende serenade van Brötzmann en vervolgens belandt bij ontzet gepiep dat al net even indringend is, zal ook nu opnieuw indruk maken.

“No Basis” op klarinet en het korte afsluitende “A Skin Falls Off” op altsax hebben wat minder sterk die overkoepelende spanningsboog van het voorgaande, maar verzanden nergens in halfslachtig getoeter. Het legendarische Machine Gun verscheen in mei van 1968, maar ook dit klinkt als uitgelezen barricadenspul, de soundtrack bij verontwaardiging en de weigering om zich neer te leggen bij het status quo. Het is eigenlijk onvoorstelbaar dat een man die bijna een halve eeuw bezig is met het kapotbijten van rieten en opblazen van z’n longen, en dat in een combinatie met een harde levensstijl, nog altijd zo gretig, geweld(dad)ig en efficiënt loos kan gaan. Dat hij dat nog een tijd moge volhouden.

Extra bonus bij het aanschaffen van dat laatste album (naast de al opvallende hoes): foto’s van Enola-fotograaf Geert Vandepoele! Beide releases zijn verkrijgbaar via Instant Jazz, dat het duoconcert mee organiseerde.

9
http://www.peterbroetzmann.com/
Instant Jazz
Trost Records
Beeld:
Geert Vandepoele

verwant

Paal Nilssen-Love Circus :: 25 februari 2024, KAAP, Oostende

25 februari 2024

Het bezoek van Paal Nilssen-Love en z’n sextet Circus...

Paal Nilssen-Love ‘Circus’

3 november 2023Jazzfest Berlin

Ken Vandermark :: Snapshots: Complete

De coronaperiode betekende voor heel wat artiesten dat ze...

Rodrigo Amado, Joe McPhee, Kent Kessler, Chris Corsano :: Let The Free Be Men

Met deze nieuwe release van Rodrigo Amado’s This Is...

Ken Vandermark :: Twee internationale trio’s

Het is vermoedelijk geen toeval dat de releases waarop...

aanraders

Bolis Pupul :: Letter To Yu

Bolis Pupul is al lang niet meer ‘de zoon...

Porcelain id :: Bibi:1

Ook wij moeten er soms aan herinnerd worden dat...

Hurray For The Riff Raff :: The Past Is Still Alive

Alynda Segarra. Bound for Glory. Was Small Town Heroes in...

Daniel Boeckner :: Boeckner!

Als kind is Dan Boeckner zeker niet in een...

Coeur :: SHOW

Meer pompende beats. Meer duizelingwekkend Frans. Meer pure, feestelijke...

recent

Ilja Leonard Pfeijffer :: Alkibiades

Bekroond, gelauwerd, alom gelezen en geprezen: zonder overdrijven mogen...

¥$ :: Vultures 1

Doorheen zijn hele carrière zijn twee elementen altijd dominant...

Talk Show

27 maart 2024Botanique, Brussel

Eind jaren tachtig sloegen alle rockers plots aan het...

Arthur The King

Uitgerekend in de week dat Joe Camp – de...

Hors-saison

Met zijn sociaal bewogen films past Stéphane Brizé binnen...
Vorig artikel
Volgend artikel

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in