Wat te denken van de jonkies van Kodaline? Elke noot op In A Perfect World klinkt alsof ze het menen. En dat ze zwaar gewerkt hebben aan dat debuut staat buiten kijf. Maar wij geloven hen helaas te weinig.
Kodaline zijn naar eigen zeggen four lads in a band. Geboren en getogen in de contreien van Dublin en piepjong. Ze klinken als een naïeve versie van Coldplay en dat heeft hen alleszins geen windeieren gelegd. Hun The Kodaline EP deed alvast naar meer smaken; een plaatsje op de longlist van de BBC Sound of 2013 deed de rest. Geen wonder dat er uitgekeken werd naar dat debuut.
Helaas slaagt Kodaline er niet in om de hoge verwachtingen in te lossen. Er bestaat een akelig woord voor wat de Ieren brengen: melodramapop. Allemaal goed en wel, maar dan moet die op zijn minst pakkend of amusant zijn. In A Perfect World is geen van beide en klinkt rit na rit vervelender. Zelfs tot op het punt dat het even onecht aanvoelt als de gebotoxte bovenlip van Jo Vally. En daar zat echt niemand op te wachten.
Dat onbehaaglijke zit hem vreemd genoeg in de details. De strakke orkestratie moet een zekere diepgang weerspiegelen, maar die is slechts schijn. Het enige wat Kodaline doet is de ene na de andere popsong uit hun hoed toveren. Telkens volgens het dertien in een dozijn-stramien: gezapige opbouw, dromerig gitaartje, zoete falsetstem die eenvoudig refreintje brengt en dan beheerste bombast en euforie met een jolig scanderend koortje dat van ‘oooooh’ en ‘aaaaah’ doet. Waar hadden we dat ook alweer gehoord? Juist ja, Coldplay.
Ook de albumhoes spreekt boekdelen. Een beeld van drie jongemannen in zwemshort op een ponton in een meer tegen een met wolken bedekt berglandschap. Een postkaartdecor quoi. “We zijn artistieke dromers en we menen het”, lijken ze haast te schreeuwen. Gespeelde naïviteit of sluwe marketingtruc? Wij vermoeden het laatste. Het ligt er tenslotte vingerdik op: deze groep wil vooral zichzelf verkopen. En dan vooral als boysband met diepgang, want al die tienermeisjes op de zomerfestivals moeten toch ook iets om handen hebben, niet?
En of Kodaline gesnopen heeft hoe ze dat precies moeten aanpakken. Ingetogen, doch doorzichtig op “One Day”. Een nummer doorspekt met levenslessen waar filosoferende jonge deernes dagenlang zoet mee zijn. Het hitje “All I Want” werkt dan weer genadeloos op de traanklieren. “But if you loved me, why’d you leave me”, snikt zanger Steve Carrigan ergens halverwege. Al blijft het, dankzij de zorgvuldig opgebouwde pathos, ook hier weer het knapste nummer van de plaat. Nogal opvallend hard tussen de rest gepropt, maar dat kan je hen moeilijk kwalijk nemen. Wat is een debuutplaat immers zonder je strafste song?
De ultieme aanval op het tienerhart komt er tijdens “All Comes Down”. Een ballad waarin Carrigan ons uitgebreid laat kennismaken met zijn innerlijke romanticus. “It all comes down to you”, klinkt het breekbaar, daarbij geruggensteund door een gospelkoor. Welke bakvis wordt daar nu niet week van? Het is echter niet al pathetisch hartzeer dat de klok slaat. Er mag ook eens vrolijk gedaan worden. Op het up tempo, naar folk lonkende “Love Like This” doen Kodaline van Mumford & Sons. Denk banjo en mondharmonica. “Brand New Day” klinkt, met zijn naïeve tekst en opgewekt gitaarriedeltje, dan weer opvallend fris. Hier begrijpen we ook voor het eerst wat de jongens bedoelen met “eerlijke muziek maken voor een breed publiek”. “After The Fall” mag met die piano, roffelende drums en aanstekelijke samenzang dan wel keihard van Coldplay afgekeken zijn, toch betrappen wij er onszelf ergens halverwege op dat wij gewoon vrolijk aan het meezingen zijn.
Om het nu eens met een torenhoog cliché te zeggen: het is niet de verpakking die telt, maar de inhoud. En die stelt iets te vaak teleur. Kodaline tapt ook tot vervelens toe uit hetzelfde vaatje. Dat maakt hen weinig verrassend en na een tijdje zelfs slaapverwekkend. En geef toe, groepjes die nu nog als Coldplay willen klinken, zijn echt wel behoorlijk uncool. Probeer die truc binnen tien of twintig jaar misschien nog eens en zie dan wat het geeft.