Wanneer je als band in een hokje geduwd wordt, heb je doorgaans twee keuzes. Of je distantieert je van het oude werk en kiest voor een compleet nieuwe invulling van je muzikale identiteit, of je omarmt het keurslijf dat het publiek je opdwingt en neemt zo vrede met een relatief beperkte creatieve output. Na twee albums is het meer dan duidelijk welke keuze de Ieren van Kodaline gemaakt hebben.
Niemand kan ontkennen dat je als genrevaste band geen sterke nummers kan schrijven. Opteer je voor een muzikaal bestaan dat steevast refereert aan post-adolescente melancholie, dan loop je bijzonder snel het risico jezelf te herleiden tot groeigrap. Coming Up For Air is het tweede album dat Kodaline een permanente plek bezorgt in de slaapkamer van bipolaire twintigers. Het levert een aantal interessante nummers op die een klein uurtje lang in een licht herwerkte vorm een aantal keer op je worden afgevuurd. Aan de hand van “Honest” – het eerste nummer op het album – krijg je nochtans de indruk dat de band volop koos voor een strakker geluid dat de pijn van het volwassen worden muzikaal net iets anders wist te verpakken. Het blijft allemaal groots en ongenuanceerd, maar de interne opbouw van het nummer weet wel te verrassen. “Honest” is een degelijk popnummer, gesmeed volgens de regels van de kunst zonder al te zwaar buiten de lijntjes te kleuren.
Luttele minuten later gaat “Human Again” dezelfde toer op. Een tot in de puntjes verzorgde productie, herkenbare harmonieën en vederlichte strofes die zo op eender welk uptempo nummer van het album geplakt kunnen worden. Dergelijke piekjes geven de indruk dat Coming Up For Air een degelijk en onschuldig popalbum had kunnen zijn, maar het gros van de plaat wordt gevuld met onuitstaanbaar slome tweederangs ballades die elke kritische luisteraar onmiddellijk als onvergeeflijk moet bestempelen. “Unclear” is een van die nummers die je perfect kan plaatsen in het referentiekader dat Kodaline al enkele schijfjes lang probeert te scheppen, maar waarbij je na een luttele strofe moet aangeven dat je luistert naar ongeïnspireerde én slecht gerecycleerde bagger.
Met de beste wil van de wereld kan je aanvullend werk zoals “Better” of “Lost” enkel omschrijven als losse flodders die het verkoopsucces van “All I Want” proberen te evenaren. Betere nummers zoals “Coming Alive” en “Play The Game” – de absolute hoogtepunten op de plaat – geven aan dat de band wel degelijk meer in zijn mars heeft. De enorme tegenstelling tussen gedreven popnummers en oeverloze kankersongs doen afbreuk aan de reikwijdte die een band als Kodaline zou kunnen hebben wanneer je die creatieve beperktheid enkel zou herleiden tot opgewekte songs met een aangename boodschap. De betere nummers klinken nog steeds zo kleurloos als de pest en missen keer op keer wat passie. Wanneer je driekwart van een volwaardig album probleemloos kan omschrijven als de perfecte soundtrack voor een chemokuur, dan is elke opsteker goud waard.