Terwijl het gros van onze redactie blijft bekvechten over het definitieve oordeel van Kodalines tweede worp, gaf het Ierse viertal dit weekend een opmerkelijk optreden in Antwerpen. De Ieren hebben alles in huis om het helemaal te maken, maar lijken momenteel tevreden met een bestaan als lichtvoetig vertier voor de alternatieve tiener.
Voorlopig blijft het een beetje koffiedik kijken waarom Kodaline onder de Vlaamse muziekradar opereert. Het feit dat de Ierse band voornamelijk uitpakt met aangename nummers opgevuld met strategisch geplaatste weerhaken, lijkt hen aan deze kant van de Noordzee weinig lof op te leveren. En toch; een aantal maanden geleden scoorden de Ieren een bescheiden hitje via allerhande sociale media. “All I want”, een slepend nummer gericht op de meest modale vorm van puberale groeipijnen, werd opgepikt door de producenten van The Fault In Our Stars en kreeg zo –ondanks een eerder tegenvallende release in 2012 — een tweede kans. Als snel duwde het nummer de populariteit van de band de hoogte in; een wapenfeit dat hen een plekje bezorgde op een aantal van de grote Europese zomerpodia. In Antwerpen was het dan ook uitsluitend dat ene nummer dat de klok sloeg. Nog voor de band één enkele noot had gespeeld, verloor het publiek zichzelf een aantal keer in geïmproviseerde a capella versies van het nummer. De vijftien nummers die Kodaline speelde voor “All I Want” werd aangekondigd, hadden dan ook wat weg van een slag in het water.
Een band die een exponentiële groei doormaakt, wil je ergens best wat vergeven. De show die de Ieren vrijdag speelden, had alles in huis om een degelijke impact te maken; maar nummer na nummer kreeg je de indruk dat de groepsleden beseften dat het er eigenlijk allemaal niet toe deed. Ongeveer anderhalf uur lang volgde de band het mantra waarin beschreven wordt dat je als artiest enkel bestaat dankzij de gratie van het publiek. Bijzonder jammer, zeker als je weet dat tracks zoals “All Comes Down” en “Play The Game” alles in huis hebben om een kleine zaal zoals Trix moeiteloos aan het bewegen te krijgen. Wanneer de tijd rijp leek om het ritme wat de hoogte in te jagen, koos de band jammerlijk genoeg keer op keer voor ingetogen nummers die elke potentiële zweetdruppel onmiddellijk deden verdwijnen. Tijdens “High Hopes”, “Lost” of “The One” kreeg je zo al snel het gevoel mee te draaien op een scoutsfuif waarbij de hoofdact enkel en alleen bedoeld was om bakvisbroekjes te bevochtigen. Nochtans kan een band als Kodaline moeiteloos potten breken. Los van het feit de bandleden allemaal ontsnapt lijken te zijn uit een niet nader genoemde talentenjacht, beschikt elk lid over voldoende potentieel om elk optreden naar een hoger niveau te tillen. Zo beschikt zanger Steve Garrigan — om maar één lid te noemen — over een stem die heerlijk bitterzoet aandoet en het rauwe van Kelly Jones moeiteloos koppelt aan de vrolijkheid van Olly Murs.
Op de keper beschouwd krijg je met Kodaline een band die op plaat de concurrentie met Snow Patrol of Metric best aankan. Live kiezen de Ieren echter voor een kleurloze show gericht op de wensen van de grootste gemene deler. Een zeldzaam hoogtepunt: “Love Will Set You Free” — één van de vele pianoballads die de revue passeerden — waarbij Garisson toch één enkele keer zijn rol als puberidool vergat en zo heel even je aandacht oprecht wist vast te houden. Wil de band in de toekomst live blijven boeien, dan doet Kodaline er goed aan om optredens niet op te bouwen naar de erg beperkte climax die “All I Want” met zich meebrengt. Verandering van spijs doet immers eten; na twee albums worden zulke beginnersfouten zwaar afgestraft.