Op het moment dat Depeche Mode wat lijkt te worstelen met de vraag hoe een relevante supergroep te blijven, keren ze op hun dertiende album terug naar begin jaren negentig, de periode waarin ze met hun pas verworven status van supergroep begonnen te worstelen. Toen volgde een destructieve calvarietocht van een tour, nu met wat meeval een triomftocht.
Vooral Gahan stelde Depeche Mode de laatste jaren steeds meer in vraag. Deed de groep er nog wel toe, angstig als hij was tot “crap” te verworden? Herkauwden ze hun geluid niet te veel? Waren de nieuwe richtingen die schuifelend verkend werden wel goed genoeg? Sounds Of The Universe was een voor hun doen heel gesofisticeerde plaat, met veelgelaagde songs en een opvallend optimistisch hart (“Peace”, “Come Back”). Aanvankelijk verfrissend, maar tijdens de lange tour bleek algauw dat de fans er niet bijster wild van waren. Gahan was er als de dood voor een eeuwig tourende jukebox te worden, terwijl ze als pioniers langs rechts voorbijgestoken zouden worden door de synth- en elektropop van vandaag. Eergevoel en zo.
Delta Machine is een straf antwoord op die twijfels en is zonder meer de krachtigste plaat, zeg maar grootste stap vooruit, van Depeche Mode in twintig jaar. In de categorie ‘donker’ moet ze nog net de muziektherapie van Ultra laten voorgaan. Het eerste echte bewijs dat donkere power als tegengewicht voor de soms ijle songs van Gore niet van Alan Wilder moet komen. De verdienste van Exciter uit 2001 was vooral dat de band een derde adem vond, Playing The Angel en Sounds Of The Universe waren sterk met uitstekende momenten, maar beklijfden te weinig als geheel.
Dat doet Delta Machine als vierde plaat van Depeche Mode 3.0 wel. De band pikt de muzikale krenten uit de eigen back catalogue en roert ze in stevige hedendaagse pap. De plaat begint waar Violator met “Clean” eindigde, balanceert bijwijlen op de grens tussen synthpop en industrial van de platen net daarvoor en Gore mikt enkele opvallende gitaarriffs in de plaat die zo van Songs Of Faith And Devotion kunnen komen. Iconisch als in “Personal Jesus” of splijtend als in “I Feel You” wordt het niet, maar de beste songs van Delta Machine eisen hun plaats op in de geschiedenis van The Mode.
Twee flitsen van pure genialiteit doen dat heel nadrukkelijk: “Secret To The End” is een van de beklemmendste songs die Depeche Mode ooit heeft opgenomen, waarin koortsige onrust onder de strofes borrelt, het refrein een juweel van donkere epiek is (“The problem should have been you” wordt een mantra), waarna de stoïcijnse Fletcher de songs strak naar een zinderende climax leidt die zelfs aan “Machine Gun” van Portishead doet denken. Tijdens de opnames van “My Little Universe” lijken Thom Yorke en Nigel Godrich te zijn langsgelopen. Dit is even vernieuwend voor The Mode als de eerste gitaar die eind jaren tachtig in hun sound werd gesmokkeld.
Een hele plaat van dat niveau was een nieuwe classic geweest, en dat is Delta Machine dus niet. Maar de vitaliteit van de band is opvallend: Gahan zingt als een losgelaten jonge hond en nooit klonk een plaat van Depeche Mode zo fantastisch, met een opvallend open productie die de synths alle ruimte geeft en tegelijk alle details blootlegt. Delta Machine is een plaat die je beloont. Dat blijkt al in het aanzwellende “Welcome To My World”, klassieke Mode met een moderne (zwarte) jas aan. Al bezweert Gahan in “Angel” “I found the peace I’ve been searching for”, de pulserende electro doet het tegendeel vermoeden. De schets voor “Slow” dateert al van SOFAD en dat verbaast niet. Ook het onrustige “Alone” is zonder twijfel een blijvertje, met synths die zo van op Music For The Masses lijken te komen.
Dat niveau wordt de hele plaat lang niet gehaald. Voor “Broken”, een schep weemoed op de donkere grondstroom, en het dwingende “Should Be Higher” dreigt de vergetelheid na de tour. Single “Heaven” zette u dus op het verkeerde been en leunt dicht aan bij “Condemnation”, maar nergens op deze plaat lijkt de band zo uitverteld als die vier minuten. “Soothe My Soul” is de aanstekelijkste popsong van Depeche Mode in twintig jaar, maar wil te duidelijk een “Personal Jesus” voor deze generatie zijn. Worden hiermee nieuwe zieltjes ingelijfd, dan is de opdracht geslaagd, maar meer dan herkauwen en crowdpleasen zit er niet in. Wel nog straf is de ook naar SOFAD lonkende bluesriff van slotnummer “Goodbye”, die een machtig slotakkoord inluidt.
Voorts is het moeilijk te vatten waarom de klauwende koortsdroom “Always” slechts op de gelimiteerde bonus disc staat. Maar ach, met Delta Machine heeft Depeche Mode op Jezusleeftijd z’n beste plaat in vijftien jaar gemaakt. The Mode’s dertiende voorkomt definitief dat de band een karikatuur van zichzelf of crapwordt, plaatst de groep met beide benen in het nu en laat de relevantie onaangetast. Een krachttoer.
Depeche Mode speelt op zondag 7 juli op Werchter. Aansluitend volgt een wereldtournee langs stadions en arena’s die eind dit jaar ook ons land zou aandoen.