Dat het – ondertussen opgeheven – huisarrest niet tot creatieve
stilstand heeft geleid, bewees Roman Polanski, ondertussen toch al
78 jaar, reeds met het spannende ‘The Ghost Writer’. In zijn
volgende voortreffelijke worp ‘Carnage’ (slachting), gebaseerd op
het bejubelde toneelstuk ‘Le Dieu du Carnage’ van schrijfster
Yasmina Reza, legt Polanski met chirurgische precisie de kleine
kantjes van de mens bloot. De spanning is – zoals we het van de
Poolse regisseur gewoon zijn – te snijden, zij het dat de
suspense in ‘Carnage’ vooral voortkomt uit de wijze waarop
de vier hoofdpersonages elkaar verbaal naar het leven staan.
‘Carnage’ bewijst dat een boeiende en intelligente film niet
steeds een complex plot moet hebben: een incident tussen twee
jongens van elf jaar brengt de ouders van de belhamels samen met
als doel een bemiddeling op gang te brengen. De zoon van Alan en
Nancy (Christoph Waltz en Kate Winslet) heeft immers de zoon van
Penelope en Michael (Jodie Foster en John C. Reilly) ‘gewapend’ met
een stok twee tanden armer gemaakt, een daad die de twee
middenklasse koppels noopt tot een ontmoeting om een en ander uit
te praten. Wat begint als een geciviliseerde verzoeningspoging
tussen twee echtparen mondt echter verbazingwekkend snel uit in een
verbaal bloedbad over morele superioriteit en het huwelijk. En zo
wordt het gevecht tussen de zonen in een park in Brooklyn – een
scène die wat weg heeft van een bendeoorlog uit de musical ‘West
Side Story’ – voortgezet door hun ouders in een klein
appartement.
In eerste instantie maken we kennis met de goedige deurmat
Michael, verkoper van cruciale huishoudelijke artikels zoals
deurklinken en WC -mechanismen en zijn ietwat gespannen echtgenote
Penelope, een filantropische schrijfster van boeken over Afrika.
Alan aan de andere kant is een meedogenloze advocaat die er niet
voor terugdeinst een gerucht over een schadelijk geneesmiddel in de
doofpot te stoppen en is gehuwd met de voorname Nancy, een
beleggingsadviseur. Het contrast tussen de twee koppels – het ene
braaf en geëngageerd, het ander materialistisch en oppervlakkig –
is zo groot dat een conflict om hun gelijk te bewijzen al vanaf één
van de eerste scènes, waarin Fosters personage een
intentieverklaring opstelt, onafwendbaar lijkt.
De proloog en epiloog niet nagelaten spelen alle scènes, zoals
het een verfilming van een toneelstuk behoeft, zich af tussen vier
muren. Hoewel Alan en Nancy meermaals de ruimte trachten te
verlaten, worden ze telkens weer terug naar binnen gezogen.
Aanvankelijk zie je de personages hun meest geforceerde en
beschaafde grimassen bovenhalen en zijn hun gesprekken bedekt met
een glanzend laagje formele beleefdheid. Maar al gauw pelt dit na
een aantal onderhuids aanwezige beschuldigingen én een al te
cynische Waltz, die te pas en te onpas zijn telefoon opneemt, af.
Geruggensteund door de nodige hoeveelheid alcohol vliegen de
beledigingen binnen de kortste keren als ongeleide projectielen
doorheen de kamer. Zo prijst men het ene moment de ander om zijn
talenten – in dit geval het bakken van een twijfelachtige
cobbler – en volwassen gedrag om een volgend moment met
geslepen messen tegenover elkaar te staan, klaar om toe te slaan.
Ook een clash of the sexes komt aan bod wanneer de mannen
zich met een glas whisky en sigaar als echte alfamannetjes – hun
beider held John Wayne indachtig – superieur wanen ten opzichte van
de hysterica’s die hun vrouwen zijn. Huwelijksperikelen worden
zonder gêne uitgevochten als betrof het een episode van The
Jerry Springer Show.
Het moge duidelijk zijn, ‘Carnage’ bevat zoveel dynamiek dat je
bij momenten in een bootje waant dat deinend op een ruwe zee heen
en weer wordt geslingerd. Ook de camera bevindt zich plots in het
oog van de storm en lijkt zijn stabiel perspectief kwijt te raken
naarmate de personages doordrenkt van de alcohol hun evenwicht
verliezen. De close-ups worden steeds indringer en de pijnlijke
stiltes van het eerste gedeelte worden vervangen door snijdende
betichtingen. Of hoe een zonnige, zinderende zomerdag kan
losbarsten in een vernietigend onweer door een hamster (!) en een
kotsbeurt.
Uiteraard staat of valt een toneelverfilming met de
vertolkingen, die in dit geval uitstekend – wat zeggen we –
fantastisch zijn. Christoph Waltz is onweerstaanbaar als de
cynische advocaat die het obligate fatsoen vanaf het begin
overboord gooit. Ook Jodie Foster is intens overtuigend en hanteert
als wereldverbeterende blauwkous iedere gezichtsspier, als ware het
een ultieme battle of the actors. Kate Winslet bewijst
wederom haar acteerkwaliteiten in de transformatie van een deftige
echtgenote naar een – door een memorabele kotsbeurt opgewekte –
furie wiens eertijds zorgvuldige kapsel gaandeweg rommeliger wordt.
Het meest verrassend is echter John C. Reilly die het juk van
huissloof en volgzame teddybeer van zich afschudt en een
vervaarlijk machogedrag tentoonspreidt. De personages die
toneelschrijfster Reza – tevens coscenarist van ‘Carnage’ –
geconstrueerd heeft komen met zoveel humor tot leven dat je
doorheen de gehele film zit te gniffelen dat het geen naam heeft en
voor één keer met volle geneugten de rol van ramptoerist op je
neemt. Het is dan ook de verdienste van de vier acteurs dat ze hun
personages op een bijwijlen hilarische manier neerzetten zonder
zich aan overacting te bezondigen.
Hoewel ‘Carnage’ het weergaloze niveau van ‘Who’s Afraid of
Virginia Woolf?’ of ‘A Streetcar Named Desire’ niet weet te halen,
verdient de meest recente vrucht van Polanski zeker een ereplaats
binnen de categorie van verfilmde toneelstukken en de
filmgeschiedenis tout court. Met een vleugje Woody Allen
en een zweem van Alfred Hitchcock slaagt de regisseur er immers in
een negenzeventig minuten durende komisch en enerverend relaas te
brengen dat zich volledig afspeelt tussen vier muren. Faut le
faire!