Wat is dat toch met al die linkiwinki’s? Sinds Bush in het
Oval Office is vervangen door een neger, maken ze een na
een platen die wel aardig klinken, maar toch zo weinig ter zake
doen. Tuurlijk hebben we ons geamuseerd met ‘Working On A Dream’,
en ja, ‘Accelerate’ was beter dan R.E.M.’s twee voorgaande platen,
maar net als ‘Backspacer’ waren dit niet meteen platen die er toe
deden.
Ook vandaag krijgen we het niet echt snikheet of ijskoud bij het
beluisteren van de nieuwe Pearl Jam, een van de laatste echt
gigantische bands uit de nineties die het lemma ‘relevant’
ook aan het eind van dit decennium mogen dragen. Met dank aan
‘Pearl Jam‘
en een stevige livereputatie: als je in het rek moet kiezen tussen
‘Backspacer’ en ‘Live at The Gorge’, neem dan zonder verpinken de
laatste mee.
Maar we zijn hier voor ‘Backspacer’ en in alle eerlijkheid, we zijn
hier zo slecht nog niet. ‘Backspacer’ is namelijk aangename
middelmaat, en op het niveau van Pearl Jam is dat goed genoeg voor
35 minuten – want zo kort is ie – vertier. Kort, dat doet denken
aan snedig en door de muur, maar verrassend genoeg is ‘Backspacer’
aan de andere kant van het spectrum een uitzondering op de regel:
nooit eerder hoorden we de Seattlers zo poppy
musiceren.
De band lijkt zich danig te amuseren, maar had af en toe een
ellendige ontsteking van het rectum kunnen gebruiken. Zo brengt
‘The End’ een Vedder die ingetogener is dan ooit te voren, maar
geforceerd klinkt. Na de soundtrack van succesfilm (meer dan
terecht, overigens) ‘Into The Wild’ heeft ie een enorm potentieel
aan rustige nummers ontdekt, maar in het blik zaten ook wat
verdorven vruchten zoals deze. ‘Force Of Nature’ is beter, maar
klinkt toch ook geforceerd, als wilde Vedder het onderscheid maken
tussen zijn solowerk en zijn band. Het best komt de ingetogen Pearl
Jam nog tot haar recht in ‘Just Breathe’, al was de onnozele en tot
klierkoorts leidende verveling van het bijhorende gitaarriedeltje
en dito achtergrondstem er ons wat te veel aan.
Maar ’t is niet al liefkozen op deze negende, af en toe rockt de
band er nog aardig op los. Op ‘Supersonic’ doen ze dat het best,
snedig en opwindend. Daarvoor noteerden we al naast ‘Unthought
Known’ dat we eindelijk een nummer hoorden dat zijn potentieel ten
volle benutte, perfect accelereert wanneer nodig, en zich zo de
wisselbeker ‘beste nummer op zaterdagavond 00.47’ toeëigent.
Prestigieus. ‘Johnny Guitar’ wint dan weer die voor ’titel van het
jaar’ en knoopt er een steengoed, heet, hard, lekker en snedig kort
nummer aan vast, maar daarmee hebben we het beste van deze
veredelde ep wel gehad.
‘Amongst The Waves’ definieert weinig veelbetekenend de
ondraaglijke lichtheid van het bestaan, en stijgt nooit boven
degelijk uit. Ook pakweg ‘Gonna See My Friend’ (wel grunge zoals we
het graag smaken, maar als je bij een nummer dat na 2:48 afklokt al
denkt dat het de helft te lang duurt, boeit het niet dermate) of
het traag op gang komende ‘Got Some’ lijken nooit boven de eerste
jamsessie te zijn uitgestegen.
Reken daar nog bij dat wij op dit moment meer zin hebben in André
Hazes dan in ‘Backspacer’, dat we tijdens onze voorbereiding voor
de jaarlijkse Chiroquiz ‘De Afrekening’ beluisterden en single ‘The
Fixer’ kwalitatief niet boven het plebs vonden uitsteken (al zeker
niet in vergelijking met ouder werk, of pakweg ‘World Wide
Suicide’) en dat ‘Speed Of Sound’ twijfelt tussen leuk en
Nickelback (finaal overhellend naar het laatste), en je weet dat je
geen puur en onversneden goud in handen hebt.
Het zijn financieel moeilijke tijden, dus was het misschien wat
veel gevraagd, maar van Pearl Jam hadden we net dat ietsje meer
dadendrang verhoopt. Geen goeie zoute, maar een aardig
zoethoudertje.