Wat zijn muziekrecensenten anders dan varkens, minutieus de grond omploegend, snuffelend en knorrend op zoek naar die ene zeldzame truffel? Als het dan, zoals vandaag, lukt om zo’n kostbaar kleinood boven te spitten, is de vreugde recht evenredig aan de geleverde arbeid. It’s a dirty job, but someone’s got to do it. En de beloning is groot.
De verrukkelijke lekkernij in kwestie heet “Wild Tigers I Have Known” en lag zomaar te grabbel op de MySpace-pagina van Emily Jane White, een songschrijfster uit San Francisco. 5.532 keer werd het oorstrelende snoepje tot dusver beluisterd, de laatste 124 keer door mij. Het is van een ontroerende eenvoud (piano, stem) en een adembenemende schoonheid (die piano! die stem!).
Er hoort een plaat bij dit prachtige lied. Ze heet Dark Undercoat en ze is van begin tot eind de moeite waard. Dat mag u letterlijk nemen: het zachtjes heupwiegende openingsnummer “Bessie Smith” luistert als een beginselverklaring, geworteld in een rijke blues- en folktraditie, maar met een eigen, zeer vrouwelijke stem. Het magistrale “Two Shots to the Head” sluit de plaat af zoals alleen een goed boek eindigt: blij dat je het einde kent, spijt dat het gedaan is.
Ook de teksten op Dark Undercoat lijken vaak uit een goed boek gelicht: ”I’m not strong” fluistert White in het euh, donkere titelnummer en in het daaropvolgende “Dagger” maakt ze pijnlijk duidelijk hoe ze dat precies bedoelt: ”When you stumble everytime you walk / When you stutter everytime you talk”, ja, dan wil het niet lukken natuurlijk. Nog slechter vergaat het haar in “Sleeping Dead”. Daarin rijmt “dead” op “bed” en “newly wed” — het bijhorende verhaal kunt u er vast zelf bij verzinnen.
Het moge duidelijk zijn: het zijn niet de vrolijkste thema’s die op Dark Undercoat worden behandeld. Toch is het geen deprimerende plaat. Daarvoor is ze simpelweg te mooi. Deze cd beluisteren is verdwalen in schijnbaar achteloos rondgestrooide pracht. In “Hole in the Middle” danst White een bezwerende dans met de duivel (die kansloos voor haar charmes bezwijkt), in “Demon” probeert ze de demonen uit de titel te verdrijven met een zeer onverwacht, maar geenszins misplaatst, opgewekt (!) pianoriedeltje. Het lukt haar allemaal.
Wat zijn muziekrecensenten anders dan parelvissers, zorgvuldig de bodem afspeurend, de longen bijna op barsten? Ze houden vol, want ze weten: één parel maakt hen rijk.