Van alle postpunkerij van de voorbije jaren, maakte Bloc Party het album dat we na een ziljoen beluisteringen nog steeds koesteren. Opvolger A Weekend In The City lijkt alleen in enkele gitaarhooks op het debuut, maar is (alweer tien beluisteringen verder) minstens even memorabel.
“Is dit nu later/ als je groot bent/ een diploma vol met leugens/ waarop staat dat je volwassen bent”. Inderdaad, Stef Bos. U verwacht het niet van goddeau, maar we kunnen A Weekend In The City nauwelijks beter samenvatten. Het is het gevoel van een generatie die druk dansend en feestend, op de golf van internethausse en ongebreidelde mogelijkheden, twee vliegtuigen in evenveel torens zag vliegen. Een generatie die op vijf jaar tijd alle grote plannen en beloftes zag verdwijnen in een zwart gat van werkloosheid. Die van ‘No Logo’ en anti-globalisme recht het call center indook. Zonder rooskleurige toekomst, maar mèt goede feestjes, dansbare muziek en een gevarieerd menu aan drugs.
Het weekend in dus, om met een snuif wit poeder in de neus de zorgen te vergeten. In postmoderne clubs, waar gitaren, (break)beats, een snuifje popkitsch en noise lustig over elkaar heen buitelen. Het weekend in de stad uit de titel slaat duidelijk op de laatste strohalm van oprechte levensvreugde die de niet bepaald vrolijke personages op het album hebben.
“I am trying to be heroic in an age of modernity” is het eerste wat Okereke zingt en dat zet de toon. Het album slingert van de ene gemoedstoestand naar de andere: van vertwijfeling naar euforie, berusting, escapisme en weer terug. Hij schetst personages die hun dromen kwijt zijn en de uitzichtloze apathie haast geconditioneerd proberen te doorbreken. Met muziek en imago’s die heruitvindingen zijn van heruitvindingen van wat ooit revolutionair was. “MTV learned me how to sulk and love nothing / how to grow my hair long”, zingt hij in “Uniform” en ook : “I am a martyr, I just need a cause”. Of hoe zelfs nihilisme een marketingproduct kan worden.
Ook nu weer zijn het in eerste instantie Matt Tongs drums en Okerekes teksten die het album boven de middelmaat doen uitsteken. Op de verknipte gospel van single “The Prayer” bijvoorbeeld: een typische Timbaland-drumlijn, maar dan wel uit een echt drumstel. Tong trekt wel meer de aandacht naar zich toe, maar het is de gedurfde productie vol elektronica en vreemde geluiden in de achtergrond en een snuifje bombast op zijn tijd, die het album boven het grijze alledaagse gepostpunk doen uitstijgen.
De grimmige, akoestische drum ‘n’ bass van “On” bijvoorbeeld: een knaller van een ballad over het nut van cocaïne in de zoektocht naar levensvreugde en zelfvertrouwen. “You make my tongue loose/ I am hopeful/ And stutterfree”, zingt Okereke wanhopig, voortgestuwd door kale drums en Pärt-achtige violen.
Op zijn matigst klinkt A Weekend In The City als een soort remix van Coldplay. Vooral “Kreuzberg” en het in al zijn weidsheid toch beklemmende “SRXT” lijken in eerste instantie voort te borduren op Chris Martins succesformule, maar de heren van Bloc Party gaan minstens drie stappen verder: ze steken er waarachtige passie in, denken muzikaal net iets verder vooruit en weten tekstgewijs de puberpoëzie te overstijgen.
A Weekend In The City moet groeien, maar verdient het geduld van de luisteraar. Probeer de teksten vol euforie, woede en escapisme te ontcijferen en brul vrijdagavond het refrein van “The Prayer” mee op weg van het station naar huis. Langzaam kruipt A Weekend In The City onder je huid. Minder direct en meezingbaar dan Silent Alarm, maar het is een veel grotere plaat. Het album vat de tijdsgeest zoals Achtung Baby en OK Computer dat eerder al deden: gracieus opstijgend uit de val van het nihilisme.