‘Bon, we gaan nog eens een concertje placeren’, schokschouderde de ingehuurde drummer tussen backstage en podium. Het was werk, de lening kon weer een maand afbetaald, alles was ok. Maar de muziek voélen? Neen, dat zat er niet in. Hetzelfde ongemakkelijke gevoel laat de nochtans niet onverdienstelijke zesde van Bloc Party achter.
Natuurlijk is de promopraat die Alpha Games vergezelt dat van het “herwonnen vuur”. Na de gemakkelijke triomftocht rond de vijftiende verjaardag van debuut Silent Alarm kon dat niet anders. Het is onzin, maar het is niet gelogen. Bloc Party wilde het wel, maar het ging gewoon niet anders. De Kele van nu is immers niet die van toen; de onzekere jongen uit 2005 is een kloeke vent geworden die zijn plek in de wereld heeft gevonden, een kind opvoedt, en weet waar hij mee bezig is. Met wat geluk vind je dan nog wel terug hoe je dat soort muziek maakte, maar dat gevoel komt nooit terug.
En dus klinkt Alpha Games wel krachtig, maar je weet nooit waarom. Het zijn schetsen die Okereke en mede-oprichter Rusell Lissack schreven tijdens die terugbliktour, voor het eerst samen met vervangbassist en –drummer Justin Harris en Louise Bartle. En als een soort Bloc Party 2.0 klinken die akelig als een kille kopie van die eerste versie.
Er zijn flitsen van snedigheid. “Traps” dreunt als een stampede, Bartle laat haar drums ratelen als heeft de geest van Matt Tong bezit van haar genomen. “I wanna be your contact-high”, zucht Okereke. “Day Drinker” heeft de vinnigheid van “Like Eating Glass”, “Callum Is A Snake” raast voorbij met de snelheid van een “Helicopter”. Tegelijk is er ook “Rough Justice”; een song die doet wat ie denkt te moeten doen, maar nooit weet waarom; een vormoefening die niet overtuigt.
Er wordt verstoppertje gespeeld achter een soort concept dat zelfs dat niet wil zijn. Het is een verhaallijn, of neen, er is een thema: slechte vrienden. “Callum Is A Snake”, waarschuwt Okereke, en hij besluit het met een ferm “You have been warned”, maar zelf is zijn vertellend personage ook niet erg zuiver. In “Day Drinker” wordt schokschouderend gereageerd op een interventie: hoezo, ik drink te veel?
“Was I shady and obscene? / Was it the worst it had ever been? / Do you remember what you had to do before I saw something in you?”, gaat het in “You Should Know The Truth”. De frontman mag dan ondertussen een gelukkig samenwonende huisvader zijn, herinneringen aan saucier days zijn duidelijk nog erg aanwezig: “How many times will he use the same lines? / How many maidens will fall for his charms?” Maar waaróm Kele in de huid van zo’n ranzig personage kruipt? Dat wordt op geen moment duidelijk.
Het is uiteindelijk in de ballads dat Bloc Party toch wat van de magie van vroeger terugvindt. “Of Things Yet To Come” horen we echo’s van “I Still Remember”, dat hoogtepunt van op A Weekend In The City. “I’m still wedded to the idea that you are still there again, somewhere underneath”, beweent Okereke een onbekende ontvallene. “If We Get Caught” surft mee op die vibe, maar heeft alweer dat ‘verhaal’ of wat het ook is dat in de weg loopt: “With the money in the glovе box, the burner on the dash / Meet me in the getaway car”. Wat is dit? Een knullige versie van Kae Tempests Everybody Down?
Zes jaar is het geleden dat Bloc Party Hymns uitbracht, en dit is alles waar Kele Okereke mee afkomt: een slechte heist-film – of zo. Drie keer al viel in deze recensie “waarom?”, en op dat woord blijft het op neerkomen: op geen enkel moment voel je een urgente reden dat deze plaat is gemaakt.