Nu de wereld in een razend tempo aan de voeten van de retrorockers
van Wolfmother valt, gaan hun landgenoten van Jet op zoek
naar de bevestiging voor Get
Born, hun meer dan degelijke eerste plaat die de hit ‘Are You
Gonna Be My Girl’ bevatte. Een aanstekelijke stamper die ons weer
even deed verlangen naar de tijd dat Angus Young en zijn trawanten
het Australische landschap domineerden. Jet werd, met enige zin
voor overdrijving, zelfs uitgeroepen tot ’s lands glorie en tekende
één van de betere platendeals van de laatste jaren. Na een
uitgebreide wereldtour en met nieuw materiaal onder de arm,
stortten ze zich met producer Dave Sardy, bekend van werk met
Evil Superstars, in de studio op de opnames van hun
tweede plaat, ‘Shine On’. Eerste vaststelling is dat Jet na al dat
toeren volwassen is geworden. De speelsheid die bij hun debuut nog
zo vaak de kop opstak, werd resoluut afgewezen en heeft plaats
geruimd voor een ferme dosis meligheid. Ten tweede noteren we dat
originaliteit een zeldzaam gegeven is down under. Net zoals men
Wolfmother en de Nieuw-Zeelanders van The
Datsuns verwijt gretig te graaien in het repertoire van de
recht-toe recht-aan rockers van AC/DC, kan men de Jet van ‘Shine
On’ ervan beschuldigen al te veel raakpunten te hebben met The
Beatles en Oasis. Maar waar voornoemde bands dat gebrek
aan originaliteit tot nu toe wisten te verdoezelen met een grote
lading enthousiasme en inzet, geeft Jet een uitgebluste indruk.
Driewerf helaas, want de pure adrenaline die van hun vorige
langspeler afdroop, ruimde (bijna volledig) plaats voor een
overdosis ballads, de enige al geslaagder dan de andere.
De plaat opent nochtans sterk met het eenvoudige en opwindende
‘Holiday’, de perfecte voorzet voor eerste single ‘Put Your Money
Where Your Mouth Is’, die aangedreven wordt door een heerlijke
melodie waar Oasis jaloers op mag zijn (de gebroeders Gallagher
zijn al voor minder op de vuist gegaan). We keken even raar op bij
de oervervelende sleper ‘Bring It On Back’, maar kregen
onmiddellijk weer de glimlach op het gezicht tijdens het vurige
‘That’s All Lies’ en het werkelijk ge-wel-dige ‘Hey Kids’ (die
heerlijke oeh oeh oeh-koortjes!!!). Maar dan is het uit
met de pret. Enter bombast. Bij de herinnering aan de
titeltrack breekt het koude angstzweet ons nog steeds uit. Een
klaagzang waar alleen de dove medemens iets aan heeft, in een
symbiose met compleet misplaatste backing vocals, faut le faire!
‘Come On Come On’ begint dan weer sterk, maar ontbeert halfweg de
nodige bezieling (en onze aandacht). De vrije val is nauwelijks nog
af te remmen: ook ‘Stand Up’, dat nochtans alle juiste ingrediënten
voor een sterke song bezit, culmineert (alweer) in een flauw en
bombastisch Oasis-afkooksel, aangelengd met een scheut AC/DC.
Nochtans bewijst Jet met ‘Rip It Up’ dat ze wel degelijk een goede
rocksong in de vingers hebben, maar helaas komt die er niet altijd
uit. ‘Skin and Bones’ en ‘Shiny Magazine’, de absolute
dieptepunten, staan netjes naast mekaar, als was het om ons het
skippen iets makkelijker te maken. Het verrassend minimalistische
‘Eleanor’ valt nog net onder de categorie “interessant”, iets wat
jammer genoeg niet opgaat voor de hele plaat, waarop grote (en
foute) arrangementen niet geschuwd worden.
Jet kan de hardrockers van Wolfmother dus voorlopig niet bijbenen,
en belandt in hetzelfde desolaat Australisch bos waar ook The Vines
zich genesteld hebben. Enkel een paar creatieve zevenmijlslaarzen
kan hier nog heil brengen!