Kent u dat ouderwetse gevoel nog van authentieke kerstavonden met de familie? Die onbetaalbare combinatie van plastic kerstballen, eten uit het mooie servies en Home Alone op televisie. Nauwelijks de ogen nog kunnen openhouden, maar toch dapper volhouden tot de klok in de woonkamer eindelijk middernacht aankondigt. Het moment waarop dat mooie presentje in knisperblauw cadeaupapier dan toch uitgepakt mag worden …
U hebt allang door waar we naartoe willen: Bob Dylan heeft voor het eerst in vijf jaar een nagelnieuw album en wij zijn daardoor meer opgewonden dan hadden de Kerstman, Sinterklaas en Batman zelve aan onze voordeur gestaan, ons daarbij het hoofd van Macaulay Culkin op een stokje presenterend. Gods zevende dag heeft vijf jaar geduurd, maar op de achtste dag weet hij nog steeds relevantie aan zijn schepping toe te voegen.
Dylans werk wordt al decennialang door ’kenners’ bestudeerd, geanalyseerd en schaamteloos in periodes opgedeeld. Over het algemeen wordt aangenomen dat de huidige fase in ’s mans carrière begonnen is met het geniale Time Out Of Mind. Modern Times sluit hier naadloos bij aan en is misschien zelfs het voorlopige pièce de résistance binnen de ’blauwe periode’ van de grootmeester. De bedeesde folkzanger van weleer heeft zich omgeschoold tot een doorwinterde blueszanger, een evolutie die al veel langer aan bod kwam in zijn concerten, maar die nu meer dan ooit bevestigd wordt op plaat.
Een nieuwe Dylanplaat is altijd een beetje angstvallig afwachten hoe de stem van zijne neuzelende hoogheid deze keer zal klinken. Dylan klinkt op Modern Times echter verrassend scherp, levendig en bijzonder gearticuleerd. Zijn stembanden lijken weliswaar met woestijnzand uit Arizona geschuurd, maar dat geeft de bluesy bard enkel meer credibiliteit. Ook op muzikaal vlak valt weinig op Modern Times aan te merken. De begeleidingsband met onder meer Stu Kimball, Donnie Herron en Tony Garnier klinkt onberispelijk. De blueslicks en stomende ritmes worden strak en tot in de puntjes verzorgd gespeeld, waardoor de muzikanten het perfecte kader scheppen voor de creatieve uitbarstingen van Dylan.
Modern Times vangt aan met het overrompelende "Thunder On The Mountain". Wie denkt dat Dylan ’over the hill’ is, zoals hij zingt in "Spirit On The Water", wordt hiermee vanaf het begin van de plaat terechtgewezen. De oude vos stort zich op het nummer met een energie waar jonkies, genre James Cunt, enkel deemoedig het hoofd voor kunnen buigen. Hetzelfde kan worden gezegd van nummers als "Rollin’ And Tumblin’" en "The Levee’s Gonna Break". Origineel is het allemaal misschien niet, maar is dat dan ooit de bedoeling geweest van blues? Dylan brengt bestaande kunstjes met zoveel overtuiging en perfectie dat het lijkt alsof hij eigenhandig het genre heeft uitgevonden. De man lijkt zich op Modern Times overigens goed te amuseren, wat in het verleden wel eens anders is geweest.
Traditiegetrouw leent Dylan zijn krakende stemgeluid ook aan een aantal ballads, die een sfeer oproepen van duistere bars in New Orleans, waar allerlei schobbejakken naartoe komen voor goedkoop bier, een mooi deuntje en wat vergetelheid. "When The Deal Goes Down" toont Dylan op zijn gevoeligst en breekbaarst, wat meteen voor een hoogtepunt zorgt. Zo mogelijk nog beklijvender is de pianoballad "Workingman’s Blues #2". Dylan zingt zowaar nog eens een sociaal geïnspireerde song over het proletariaat, lage lonen en eeuwigdurende ellende. Slotnummer "Ain’t Talkin’" is de enige echt duidelijke referentie naar Dylans muzikale verleden. Een song vol doembeelden, haast snerend gezongen en verslavend repetitief. Dylan herinnert hier aan nummers als "Tom Thumb’s Blues" of "Desolation Row".
Een nieuwe plaat bespreken van een door vele decennia geharde grootheid, resulteert vaak enkel in weemoedig in het verleden staren. Zo niet bij Dylan. De man klampt zich niet krampachtig vast aan oude successen, maar maakt met Modern Times een album dat bulkt van relevantie en energie, aangepast aan zijn gerijpte leeftijd. Dylan, het wandelende reclamebord voor waardig ouder worden. Misschien is de grootmeester in jaren wel degelijk ’over the hill’, maar men kan niet om de vaststelling heen dat ook aan deze kant van de heuvel de schoonheid regeert.