



Terrence Malick is nog eens boven water gekomen, waar gaan we dat
schrijven? De beroemdste kluizenaar van de hedendaagse
filmindustrie was tijdens de voorbije 30 jaar verantwoordelijk voor
slechts vier films. Hij wordt nooit in het openbaar gezien, geeft
nooit interviews, werkt met enorme tussenpozen (twintig jaar tussen
‘Days of Heaven’ en ‘The Thin Red Line’), en wanneer hij dan toch
een film maakt, betreft het altijd nogal zweverige epossen waarin
de natuurpracht het haalt van de personages die erin rondlopen. Er
zijn mensen die met een haast orgastisch genoegen reageren telkens
wanneer Malick zijn camera bovenhaalt, en dan zijn er ook nog de
non-believers, die eens geeuwen en zich afvragen waarom ze
naar dit hoogdravend gezemel zitten te luisteren. Ik behoor tot die
laatste soort.
Het verhaal is eigenlijk een hervertelling van de beroemde
Pocahontas-mythe, zij het dan zonder enig zoetzemerig
Disneygehalte. In 1607 bereikt een expeditie Britse soldaten het
Amerikaanse gebied Virginia, waar ze willen beginnen aan de
kolonisering van het land. De plaatselijke indianenstammen dienen
daarbij keurig in de pas te lopen, dat spreekt voor zich. Tot
kapitein John Smith (Colin Farrell) verliefd wordt op de
Pocahontasfiguur, die hier Rebecca wordt genoemd (Q’Orianka
Kilcher). Een verboden liefde, uiteraard, tussen een meisje dat de
zuiverheid en reinheid van het landschap vertegenwoordigt, en een
man die voor de corruptie van de zogenaamde “beschaafde wereld”
staat. Geen wonder dan, dat Rebecca door haar stam verstoten wordt
en noodgedwongen deel gaat uitmaken van de Westerse cultuur, waar
haar onafhankelijke, vrije geest geen lang leven beschoren
is.
‘The New World’ is een typische Malickfilm, en wie zijn vorige
projecten gezien heeft, weet wat dat betekent: we krijgen lange,
lyrische shots van wuivende grashalmen en wolkjes die zich over het
zwerk begeven. We zien de zon door de bomen schijnen en de
personages peinzend voor zichzelf uitstaren, terwijl ze eigenlijk
niets zeggen of doen. Op de soundtrack horen we dan in voice over
het commentaar van de personages, dat bewust op een gestileerde,
poëtische manier werd geschreven. “Wie ben ik? Wie is God? Is God
de zon?” En zo gaat dat maar voort.
Technisch is dat natuurlijk knap gedaan – niemand die zo’n plaatjes
weet te schieten als Malick. Keer op keer weet hij de schoonheid
van de natuur op een onvergetelijke manier in beeld te brengen, en
ook hier kunnen we geen grasspriet zien of hij ligt perfect in de
plooi, geen blaadje of het ligt precies waar het moet liggen.
Malicks experimenten met het scheiden van beeld en dialoog zijn
aanvankelijk ook fascinerend: we horen de personages praten,
terwijl we hen andere dingen zien doen. De dialogen zijn wel
relevant voor wat we zien, maar ze horen niet bij de actie. Op die
manier probeert Malick tekst en beeld op elkaar te laten
aansluiten, elkaar te laten aanvullen, zonder dat ze noodzakelijk
exact bij elkaar hoeven te passen als dusdanig.
Maar het probleem is dat je op die manier een erg hoogdravende film
krijgt. De personages hier voeren op geen enkel moment een
conversatie: ze richten zich met hun voice over tot de kijker, niet
tot elkaar. We weten dat John Smith en Rebecca verliefd zijn, omdat
ze dat (op hun eigen, omfloerste Terrence Malick-manier) aan ons
vertellen, niet omdat we dat uit hun woorden of gedrag kunnen
afleiden. De personages komen nooit tot leven, ze gedragen zich op
geen enkel moment zoals normale mensen dat zouden doen. Nee, ze
zweven doorheen de riant in beeld gebrachte natuur, kijken elkaar
droefgeestig aan en mompelen vervolgens nog maar eens een
diepzinnigheid voor hun commentaartrack. En dat is het dan.
Interactie tussen de personages is zeldzaam, en wanneer ze dan toch
plaatsvindt, is het moeilijk om precies te bepalen hoe of waarom.
Wat drijft Rebecca nu eigenlijk, wat ziet ze in John Smith? En
waarom doet John Smith wat hij doet? We weten het niet, omdat de
personages hier niet onderhevig zijn aan normaal menselijk gedrag
of menselijke communicatie. Ze zijn louter poëtische constructies
van Malick, vehikels waarmee de cineast blijkbaar een zeer
diepzinnig standpunt over natuur (goed) versus cultuur (slecht)
wilde duidelijk maken.
Ook plotontwikkeling interesseert de regisseur geen lor. Hij knipt
lustig doorheen de tijd en slaat belangrijke gebeurtenissen
doodeenvoudig over om daarna via de voice over mee te delen wat er
heeft plaatsgevonden. Personages komen en gaan, zonder dat het
altijd duidelijk is hoe of waarom. Na anderhalf uur komt zelfs
plots een nieuw mannelijk hoofdpersonage tevoorschijn: John Rolfe
(Christian Bale, die net iets overtuigender de verte in tuurt dan
Colin Farrell). Het is Malick hier absoluut niet te doen om een
verhaal te vertellen, of zelfs niet om ons duidelijk te maken wie
de personages zijn. Al die dingen liggen immers in het rijk van het
realisme, en als er nu iets is waar Malick zijn neus voor ophaalt,
dan is het wel realisme. Nee, hij wil een filmgedicht creëren,
poëzie in plaats van proza. En daarbij doet het er niet toe dat de
passie tussen de geliefden volkomen onmerkbaar is of dat de logica
van het scenario, door de heen-en-weer montage, vaak helemaal
verloren gaat. Dat soort mundaine dingen, daar kan Malick zich écht
niet druk in maken, hoor.
Dat gebrek aan realisme valt ook af te leiden uit de manier waarop
de indianen zelf worden voorgesteld: nobele, wijze mensen met
waardevolle tradities, die leven in harmonie met de natuur (maar
wel netjes hun benen en oksels scheren) en in schril contrast staan
met de ongewassen blanken. Dat politiek correcte geneuzel is al
evenzeer een aanstootgevend cliché geworden als het ouderwetse
beeld van de indiaan als met pluimen versierde schurk.
De fans vinden dat allemaal prachtig, maar waar ik na een half uur
mee bleef zitten, was een langdradige, onsamenhangende,
pretentieuze film die me op geen enkele manier wist te raken. Een
mooi plaatjesboek, ja, maar verder…