Black Country New Road klinkt op het derde album Forever Howlong minder Black Country, en meer New Road. Het laat de vrouwen in de gelederen op de voorgrond treden, en die maken er een bonte kermis van. Allemaal goed en wel, maar wie gaat dat opkuisen achteraf?!
Na twee studioalbums met leadzanger Isaac Wood ging de kop eraf bij Black Country, New Road. Wood vertrok, maar meteen werd duidelijk dat het toenmalige septet geen Maoistische dictatuur was. Het mythische organisme dat de band herbergt, bleef bestaan. Er groeide een nieuw hoofd aan, of wat zeggen we, drie hoofden: ze luisteren naar de namen Tyler Hyde, Georgia Ellery, en May Kershaw. Of weet je, maak er maar meteen zes hoofden van, voor elk lid een. De band herrijst in een totaal nieuwe gedaante, vertrekt vanuit zijn elementaire Zijn en vervelt tot … een soort musical-progrock band. Nou, dat zagen jullie niet aankomen, of wel?
‘Natuurlijk wel’, horen we je denken. Vele songs kregen vorm tijdens de vele optredens – een modus operandi die destijds eveneens leidde tot het ontstaan van de band, op de planken van The Windmill in Brixton. Daarnaast werd al eerder de single “Besties” op ons losgelaten, die duidelijk het nieuwe marsritme aangaf. En die term ‘marsritme’ mag je letterlijk nemen bij het horen van deze burleske fanfaresong. Een van de pot gerukte opbouw gemixt met rotgetalenteerde muzikanten zorgde voor een soort carnavalshit die goedgekeurd wordt in progrockmiddens.
De rest van die derde worp getiteld Forever Howlong doet ons inzien dat dit voorproevertje geen one off is. Het hele album voelt aan als een lange tocht, een experimentele indiemusical die toeters en bellen niet ongemoeid laat. Denk Joanna Newsom, Feist of Fiona Apple als wegbereiders in combinatie met de heerlijk karakteristieke stuurloosheid van Black Country zelf. “The Big Spin”, “Salem Sisters” of “Happy Birthday”: we krijgen een eindeloos feest voorgeschoteld. Soms schuurt dit zelfs tegen de pastiche aan, bij de licht ironisch aanvoelende country van “Two Horses”. Een spaghettiwestern op z’n Brits? Jazeker, overgoten met Worcestershire sauce.
Al weet de formatie ook het nieuwe geluid aan te wenden om andere emoties op te wekken. Zo is er “Mary”, een bitterzoet verhaal dat zo uit de koker van Paul McCartney of Joni Mitchell had kunnen komen, of Flamencosprookje “Nancy Tries to Take the Night”. Ook “For The Old Country” weet ons te grijpen met zijn statig begin. Doet de bende hier een eresaluut naar het Black Country vanop de eerste twee platen? Of worden de Britten even nostalgisch naar het mythische rijk Albion? Feit is: de knotsgekke rock opera in het slot doet ons gillen van plezier.
Met afsluiter “Goodbye (don’t tell me)”, een eerder conventioneel indienummer, is de rit voorbij. Tip van de redactie: begin niet te denken, geef niet toe aan het ‘wat in hemelsnaam …’-gevoel. Druk meteen weer op play. Hopelijk zal je, net zoals wij, na enkele luisterbeurten steeds minder struikelen over de soms wat hautain aanvoelende bombast en de diepe schoonheid van de gemilderde band weten te appreciëren. Want geloof ons, wat het hier klaarspeelt, hoor je maar om de zoveel tijd: compleet ander geluid opzoeken en er volop mee wegkomen. Weg van het Zwarte Land, hop op die Nieuwe Weg.