Steven Soderbergh is misschien niet meer de prominente Amerikaanse cineast die hij was in de late jaren negentientachtig en -negentig toen hij zich met titels als Sex, Lies And Videotape, Kafka, Traffic of Ocean’s Eleven een van de grote talenten van zijn generatie toonde, maar zelfs na een aantal keer zijn pensioen aan te kondigen en vervolgens toch weer opnieuw achter de camera plaats te nemen, blijft hij op kleinere schaal af en toe uiterst interessante projecten afleveren, zoals ook nu weer mag blijken.
Deze gestroomlijnde genrefilm past binnen een traditie die een beetje als een rode draad doorheen Soderberghs late carrière loopt en waarbinnen de regisseur al meermaals poogde om actieprenten of thrillers zoveel mogelijk te ontdoen van alle ballast om de essentie van die genres recht te doen. In titels zoals Unsane, Haywire en Contagion – we vergeten beleefdheidshalve even de Magic Mike films – herleidde de cineast zijn materiaal op overtuigende wijze tot de fundamentele bouwstenen om uiterst eenvoudige, maar efficiënt in beeld gezette films af te leveren.
In combinatie nu met een script van David Koepp (met wie Soderbergh ook al Presence draaide, maar die eveneens de pen vasthield voor onder andere Mission: Impossible en Carlito’s Way van Brian De Palma) resulteert die hang naar het vinden van een essentiële puurheid in een prent die elegant is, vederlicht, afgewerkt tot in de perfectie en dat allemaal zonder echt de aandacht te vestigen op de bouwblokjes die het geheel schragen. Het scenario van Koepp is wat de Engelsen a thing of absolute beauty noemen en lijkt wel op een hommage van de scenarist aan de analyse die zijn vorig jaar overleden vriend – en uiteraard eminent filmhistoricus – David Bordwell pende over de tradities van misdaadverhalen in zijn (helaas) allerlaatste boek Perplexing Plots. Het heerlijke spel met plotmechaniek en dialoog is iets om vol bewondering te ondergaan.
Bovendien wordt alles ook met dodelijke efficiëntie afgehandeld, waardoor de balans en verfijning van het script nog meer tot hun recht komen. Zo opent Black Bag met een ononderbroken Steadicam-shot dat ons op knappe wijze alle nodige informatie geeft in nauwelijks vijf minuten (de hele film duurt er slechts 93). Michael Fassbender speelt een Brits geheim agent die moet voorkomen dat een geheime technologie in verkeerde handen valt door verraad van een van de eigen mensen. Op de lijst met verdachten staat ook de naam van zijn echtgenote (Cate Blanchett), eveneens een agente met eigen opdrachten waar ook haar man vaak niks van mag afweten. Het kat- en muisspel dat volgt, is geweldig en evenzeer als de narratieve techniek een bijna Bressionaanse zuiverheid bezit, zo ook is de visuele stijl – Soderbergh nam zelf de fotografie voor zijn rekening – bedrieglijk eenvoudig, maar o zo doordacht en subtiel.
Wijlen Roger Ebert vergeleek het bekijken van Quentin Tarantino’s Kill Bill – Vol. 1 ooit met het aanschouwen van een pianist die op schijnbaar moeiteloze wijze een complex stuk tot leven brengt. Lenend van Ebert kan je stellen dat het bekijken van Black Bag het gevoel geeft een virtuoos muzikant aan het werk te zien die een ongelooflijk simpele melodie nieuw leven inblaast door ze tot in de perfectie te vertolken.