Met Parthenope brengt de Italiaanse Oscarwinnaar Paolo Sorrentino (La Grande Bellezza, Youth) hulde aan zijn geboortestad Napels en gaat hij Federico Fellini – voor wie de cineast zijn bewondering nooit onder stoelen of banken gestoken heeft – achterna. Volgens de Griekse mythologie was het Parthenope die de jaloezie opwekte van Aphrodite en er niet in slaagde om Odysseus te verleiden, wat haar tot wanhoop en zelfmoord dreef. Hier geeft Celeste Dalla Porta, een piepjonge actrice uit Lombardije, gestalte aan de raadselachtige Parthenope. Afgezien van enkele kleine tv-rolletjes heeft Dalla Porta weinig acteerervaring, maar de camera is duidelijk verliefd op haar. Met haar natuurlijke schoonheid en elegantie brengt Parthenope iedereen in vervoering. Ze komt als een godin uit de zee gestapt, maar gaat gebukt onder gevoelens van eenzaamheid en schuld.
De jonge vrouw, voor wie de wereld aan haar voeten ligt, hunkert ernaar om gewaardeerd te worden op basis van haar intelligentie, maar ze wordt slechts aanbeden omwille van haar ravissante uiterlijk. Parthenope lijkt zich evenwel bewust van de macht die ze uitoefent op mannen, maar daar weet de maker van Il Divo en The Hand Of God verder niet veel mee aan te vangen. Naar eigen zeggen streefde de regisseur ernaar om te spelen met contrasten tussen de oude en moderne tijd, maar veel van die concepten blijven steken op de achtergrond. Sorrentino, die voor Parthenope terugviel op z’n eigen jeugdervaringen in het zonovergoten Napels, ziet de stad als een symbool van herinnering en identiteit en beschouwt ze als een plaats vol tegenstrijdigheden. Hij verweeft de geschiedenis van Napels (dat een personage op zich wordt) met een reeks romantische beproevingen, maar erg boeiend wordt dat allemaal niet.
Dit brengt me naadloos bij het grootste struikelblok van de film: Sorrentino’s onvermogen om de plot ook maar enige dramatische spankracht of coherente invulling te geven. Parthenope lijkt schijnbaar enkel te bestaan uit een samenraapsel van losse ideeën die onhandig aan elkaar worden gelijmd en amper de ruimte krijgen om zich volledig te ontplooien. De verhalende continuïteit laat het geregeld afweten, waardoor quasi iedere vorm van samenhang ontbreekt. Veel uit de film lijkt gewoon vluchtig te passeren, zonder dat de verwikkelingen iets wezenlijks toevoegen aan het geheel. Anders gezegd is het lang niet altijd even helder waar Sorrentino met de prent heen wil, maar dat is een bekommernis waar de regisseur kennelijk niet van wakker ligt.
Hoe weinig de film inhoudelijk dan ook mag voorstellen, louter esthetisch is Parthenope wel een lust voor het oog. Alles baadt in een zweem van nostalgie en roept een sfeer op die ergens zweeft tussen droom en werkelijkheid (ook hier zijn er duidelijk echo’s naar La Dolce Vita of Roma van Fellini). DOP Daria D’Antonio – met wie Sorrentino eenzelfde culturele achtergrond deelt – vat het fotogenieke Napels in een palet van warme kleuren. Soms is het bijna onmogelijk om niet te bezwijken voor de uitgesproken weelderige visuele stijl die geëtaleerd wordt. Langs de andere kant zijn de bedwelmend mooie beelden zo extreem gestileerd dat ze meer weghebben van een dure reclamespot. Daardoor blijft van dit defilé aan sierlijke plaatjes weinig meer over dan de eenzijdige verpakking.