Op hun derde album Cowards trekken de Britten van Squid hun detectivejassen aan om af te dalen in de wereld van het soort psychopaten waarvoor halloweenfilms gemaakt zijn. De vechtersbaasjes van weleer vertrekken van hun karakteristieke sound en trekken op pad richting bloedstollend duistere bestemmingen. Een progrocktrip vol macabre, als een muzikaal kortverhaal van Edgar Allan Poe. Sidder, beef, geniet. Maar trek nadien liefst een propere onderbroek aan.
Het nieuwe jaar is amper een maandje oud of daar wordt reeds een van de meest geanticipeerde albums van het jaar op onze deurmat gemikt. Nog wat ingedommeld in onze winterslaap, was onze vreugde dus groot toen die nieuwe Squid er plots al bleek te zijn, begin februari. Een beetje zoals wanneer een pizzakoerier een kwartier te vroeg aan je deur staat. Een van de spannendste telgen aan de de postpunk-revival-boom die ons nu al enkele jaren doet schuimbekken van plezier, is aan zijn derde langspeler toe, getiteld Cowards. Netjes op tijd: twee jaar na de vorige O Monolith, op haar beurt twee jaar na Bright Green Field, het debuut uit 2021.
Geen last van de ‘moeilijke derde’-griep, jongens? De creatieve motor hapert duidelijk niet, maar laat toch een wat ander gebrom horen dan voorheen. Voorsmaakje “Crispy Skin” heeft nog steeds dat duidelijke krautrock-meets-postpunk watermerk, maar verkoopt ons niet de oplawaai die we intussen van het vijftal gewoon zijn. Het snijdt, traag maar gestaag, diep in ons vlees, onze botten, onze weefsels. Zowel muzikaal als tekstueel voelt het aan als een levende dissectie; zanger Ollie Judge beschrijft het verrukkelijk smakken van een kannibaal bij het verorberen van zijn slachtoffer. Ja, u mag die “Crispy Skin” dus zéér letterlijk nemen.
Het nummer blijkt een goede graadmeter te zijn van de volledige plaat. Sekteleiders, seriemoordenaars en nog wat gezelligaards passeren de revue. De band focust daarbij niet op theatraal in het rond spattend bloed maar daalt voorzichtig af in de monsterlijke hoofden, wadend tussen de slijmerige hersenmassa, om hun demonen vrij te laten. Kwelgeesten die zich vervolgens vastzetten op de instrumenten. De band volgt gedwee het spoor zonder te weten waar uit te komen. Een muzikaal Ouijabord.
Hoe klinken dan die gedachten en gevoelens, zo onaards dat ze niet onder woorden kunnen worden gebracht? Spannend, ingehouden, doodeng. Het bekende hoekige postpunkgeluid maakt steeds meer plaats voor progrock, aangevuld met orkestrale stuiptrekkingen zoals bijvoorbeeld ook Black Country, New Road of zelfs Radiohead of dEUS in de nineties lieten horen. Hoor het zelf op bijvoorbeeld “Building 650” of het verrukkelijke “Blood On The Boulders”.
Ook al ligt de focus op het overbrengen van die demonische gevoelens, het geheel klinkt niet compleet losgeslagen. Veel nummers deinen traag voort zonder echte uitbarstingen, al blijkt dat allerminst een recept voor verveling. De constante dreiging van tegendraadse riffs en de hypnotiserende parlando van zanger Judge grijpen ons stevig bij het nekvel. Midden op Cowards vormt het tweeluik “Fieldworks I&II” een master class in spanningsopbouw. Waar “Fieldworks I” bedwelmt met zijn klavecimbel, sleept de opvolger ons meedogenloos voort richting de laatste ademstoot op een als horlogerader tikkende drum.
Ook “Showtime!”, misschien wel het beste nummer op de plaat, bevat zo’n perfecte spanningsboog. Wat nog begint als een redelijk swingend krautrockertje, wordt plots dolgedraaid in een elektronisch kluwen alsof Pandora’s doos geopend wordt om het op een wanhopig hollen richting het slot te zetten. Of wat gezegd van de barokke opera “Well Met (Fingers Through The Fence)”? Denk Joanna Newsom of Arcade Fire, maar dan besmet met stevig zombievirus.
Cowards vertrekt dus van wat we van Squid gewoon zijn maar gaat verder, véél verder. De band wijkt af van platgetreden paden en komt uit bij een resultaat dat bewijst dat het kwintet meer in zijn mars heeft dan de hooligankopstoten van de twee eerste platen. De plaat bewijst dat de band niet voor een gat te vangen is en steeds boeiender blijft worden. Tijd dus om gewillig je brein te laten infecteren met deze parasiet. Krabben maar!