David Gilmour :: Luck And Strange

Negen jaar na Rattle That Lock keert David Gilmour terug met Luck and Strange, een plaat vol weidse gitaarsolo’s, atmosferische soundscapes en introspectie. Met zijn vijfde soloalbum bewijst de voormalig Pink Floyd-gitarist dat hij op zijn 78ste nog steeds een goed klinkende plaat kan maken. Muzikaal lijkt Gilmour echter stilletjesaan uitverteld.

Luck And Strange opent met een obligate toetsen- en gitaarschets – zie ook openers “Signs of Life” / “Cluster One” / “Castellorizon” / “5 A.M.” op voorgaand werk. “Black Cat” voelt zelfs nog minder substantieel dan de voornoemde intro’s. De toon is daarmee jammer genoeg gezet: de meeste nummers op Luck And Strange lijken niet meer dan een excuus voor Gilmours iconische gitaarwerk.

En natuurlijk is Gilmour buiten categorie op een rockgitaar, en als je dit album bekijkt als een nieuwe kans om hem zijn ding te horen doen zoals niemand anders dat kan, dan is Luck and Strange een ongeëvenaarde triomf. Wie echter zoekt naar geweldige nummers, komt van een kale reis thuis. Amper een paar tracks komen in de buurt van een memorabele song.

Het eerste echte nummer, “Luck and Strange”, weet, ondanks een orkest in het refrein dat zijn uiterste best doet om het episch te laten klinken, amper indruk te maken. Het hele album is eigenlijk zo – het enige dat echt pakt, is Gilmours gitaar, die moeiteloos in dialoog gaat met de achtergrondzang van dochter Romany. Samen met de teksten van moeder Polly Samson, sinds 1994 mevrouw Gilmour, zijn het met andere woorden de Gilmour Girls die het album bij mekaar houden. De stem van vader David krijgt het in de hoogste regionen stilletjes aan wat moeilijker, en zo is het uiteindelijk vooral de nageboorte van de openingstrack die beklijft: een rondje pingpong met Pink Floyd-toetsenist Richard Wright, dankzij een opgenomen jamsessie uit 2007, die aantoont waarom Wright en Gilmour voor altijd als meesters in hun vakgebied zullen erkend worden.

De cover van “Between Two Points” van de Montgolfier Brothers krijg je hier met de fragiele zang en harp van Romany. Met alle respect voor dochter Gilmour, maar wat hadden we graag Sinéad O’Connor, Amy Winehouse of Kate Bush dit nummer horen zingen. Maar goed, het nummer werd opgenomen tijdens de lockdown, de reden ook dat dit album een hecht familieproject werd: op “The Piper’s Call” hoor je ook broer Gabriel. Het enigszins interessante ritme van het nummer ademt de geest van de originele Piper, Syd Barrett. Maar ook hier is het wachten tot Gilmour losbarst met een overweldigende gitaaruitbarsting aan het einde.

We vallen in herhaling, maar zowat alle nummers zijn in hetzelfde bedje ziek – een eerste deel dat niet veel indruk maakt, voorspel voor een uitgebreide elektrische gitaarsolocoda, wat het echte hoogtepunt is. Bij “Sings” is zelfs dat ons niet gegund: doelloos getokkel, niks solo aan het einde.

Het toetsenwerk aan het begin van albumafsluiter “Scattered” lijkt op dat van “Echoes”. Na ongeveer tweeënhalve minuut maakt het nummer echter een U-turn, met pianofragmenten die vooral de flow van het nummer onderbreken zonder verder veel te bereiken. Maar hey, aan het eind krijgen we wat smakelijke akoestische gitaarsolo’s van Gilmour, die naadloos overgaan in het volle elektrische werk.

Voor een geweldig nummer is het wachten tot de bonustrack, want “Yes, I Have Ghosts” is wel degelijk behoorlijk indrukwekkend. Het is een van de beste nummers die Gilmour ooit heeft gemaakt, een song waarvoor pakweg Leonard Cohen een arm had gegeven, een aangrijpende wals met een hartbrekende melodie, spookachtige vioolklanken, doordringende akoestische gitaarriffs van Gilmour en – het mag gezegd – prachtige backing vocals van Romany Gilmour. Dit is een bonustrack die (veel) beter is dan alles op het album zelf.

Luck and Strange klinkt geweldig. De mix is haarscherp en hoewel voor elk nummer een tourbus aan muzikanten credits krijgen, klinkt het nooit rommelig of overdone. Toch kabbelt alles op hetzelfde tempo, wat maakt dat we allicht vaker naar voorganger Rattle That Lock zullen teruggrijpen, waar de polsslag toch nog geregeld de hoogte in ging. Volgens Gilmour zelf is dit het beste album dat hij uitbracht sinds “Dark Side Of The Moon.” We hopen dat deze uitspraak hem is opgelegd door het marketingdepartement, zo niet, vrezen we dat ’s mans medicijnen dringend aangepast moeten worden. We gunnen David Gilmour nog veel gelukkige en gezonde jaren, maar dit voelt net iets te veel als rest in peace.

5.5
Sony
Beeld:
Joep Vullings and deep_schismic @

verwant

The Flaming Lips :: Flowers of Neptune 6

In hun nieuwe clip bij het uitstekende ‘Flowers of...

Roger Waters :: Is This The Life We Really Want?

“Een behoorlijk goeie vervalsing”, zo omschreef Roger Waters ooit...

The Claypool Lennon Delirium :: Monolith of Phobos

Wanneer Les Claypool met nieuw werk op de proppen...

David Gilmour eind juli naar Tienen

David Gilmour -de stem en gitaar van het legendarische...

DIT WAS 2015: Roger Waters :: ”Het is boeken toe voor ‘The Wall”

De hele maand december blikt enola terug op het...

aanraders

The Necks :: Bleed

Vijfendertig jaar en vijfentwintig albums hebben The Necks ondertussen...

Floating Points :: Cascade

Help! We hebben al een paar weken amper stilgezeten....

The Smile :: Cutouts

Hoezo, ‘moeilijke derde’? Het Britse trio The Smile barst...

Gabriel Rios :: Playa Negra

Op Playa Negra, de tweede volbloed vriesvaklatin na Flore,...

Jamie XX :: In Waves

Alles komt in golven: de zee, de zwaartekracht, het...

recent

Malvin Moskalez :: No Easy Way Out

Het heeft wat voeten in de aarde gehad, maar...

Red One

J.K Simmons (Tu quoque Brute fili mi!) en Dwayne...

Benjamin Leroy :: Een kind van klei

Illustrator Benjamin Leroy bracht een eerste eigen graphic novel...

Robert Musil :: De verwarring van een jonge Törless

De Oostenrijkse schrijver Robert (von) Musil (1880-1942), is vooral...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in