Op When I’m Called brengt Jake Xerxes Fussell wederom een tijdscapsule vol verhalen uit vervlogen tijden.
Dat Fussell zou uitgroeien tot een prominente interpretator van oude volksliederen was bijna een voorbestemming. Zijn ouders waren immers fervente liefhebbers van folkmuziek, en regelmatig klopten archivarissen van oude folksongs aan bij het ouderlijk huis om hun field recordings en vergeten volksliederen te laten horen. When I’m Called is opgedragen aan Art Rosenbaum, een bevriende folklorist van zijn ouders die in 2022 overleed en meer dan 50 jaar door de VS trok om traditionele folk songs vast te leggen. Een aantal van die nummers worden hier door Fussell nieuw leven ingeblazen.
Met When I’m Called levert Jake Xerxes Fussell zijn vijfde album af, waarbij hij opnieuw de samenwerking met zielsverwant James Elkington als producer heeft opgezocht. Het album sluit grotendeels aan bij zijn vorige werk: oude en soms minder oude, maar door het grote publiek vergeten folksongs krijgen een tweede kans. In tegenstelling tot zijn voorganger Good And Green Again, waar Fussell ook een aantal eigen nummers bracht, bestaat deze plaat weer volledig uit covers. Opvallend is wel zijn overstap van het label Paradise Of Bachelors, wiens huisstijl als gegoten leek te passen bij zijn muziek, naar het blues-label Fat Possum.
Fussell behandelt de nummers met zorg en liefde, alsof het erfstukken zijn die hij van generatie op generatie wil doorgeven. Een van de meest verrassende songs op het album is “Andy”, afkomstig van een cassette van de obscure songwriter, bodybuilder en vliegtuigmechanieker Master Gaxiola uit 1986. Fussells versie is trager en melancholieker dan het origineel, terwijl de verwijzing naar Andy Warhol een zeldzame hedendaagse toets toevoegt. When I’m Called is weer een Fussell grand cru. Nummers worden vakkundig samengesteld uit verschillende bronnen. Zo koppelt hij op “Cuckoo” een oud stuk van Benjamin Britten aan een kindergedicht, met achtergrondzang van Joan Shelley. Op papier wellicht een ongewone combinatie, maar het werkt wonderwel. Ook het titelnummer is zo’n sfeervol lappendeken waarin diverse bronnen worden samengevoegd, met een subtiele verwijzing naar breakdance, zonder dat het geforceerd aanvoelt.
De ingetogen productie laat de luisteraar toe zich volledig te verliezen in de narratieve kracht van de muziek. De nummers op When I’m Called verhalen vaak over rusteloosheid, zoals in “Leaving Here, Don’t Know Where I’m Going” dat later concreter wordt in “Going To Georgia” en “Gone To Hilo”. Authentiek, reflectief, rustgevend. Het zijn slechts enkele adjectieven die de plaat beschrijven. Of het nu de blazers zijn op de oude Schotse folksong “Feeing Day” of de strijkers op het prachtige “One Morning In May”, steeds weet Fussell de juiste snaar te raken. Dit is geen muziek voor onze drukke tijden, maar een tijdloos toevluchtsoord om tot rust te komen.
When I’m Called is een album dat bij elke luisterbeurt nieuwe lagen en nuances onthult. De tijdloze klanken van de folkmuziek vinden in Jake Xerxes Fussell een ideale vertolker, die in alle rust bouwt aan een uniek oeuvre.
Op 7 september speelt Jake Xerxes Fussell in de Botanique.