De nagelnieuwe plaat van het legendarische The Jesus and Mary Chain is op gezette tijden muzikaal briljant, maar vormt vooral een absolute aanslag op uw mentale gezondheid. Veertig jaar na hun debuutsingle “Upside Down” kunnen de broertjes Reid het dus nog steeds als de besten: muziek maken die diep onder uw vel én uw zenuwen kruipt.
Al komt zo’n zenuwslopende plaat natuurlijk niet uit het niets aanwaaien, verre van. Hele bibliotheken zijn al volgeschreven over de unieke, weliswaar deels van Phil Spector gejatte wall of sound waarin dat eerder vermelde “Upside Down” (1984) en debuutplaat Psychocandy (1985) baadden. Anno 2024 klinkt de band, volledig opgetrokken rond de Schotse broers William en Jim Reid, nog tonnen gevaarlijker dan in hun beginjaren en geloof ons vrij; dat wil wat zeggen. Niet bepaald muziek om het vrolijk van op een jodelen te zetten dus. Maar is echte, authentieke kunst niet altijd een stevige luis in de pels van de samenleving en de nietsvermoedende luisteraar? Voor deze plaat trokken de broers zich, net als bij hun vorige – prima – comebackalbum Damage And Joy uit 2017, terug in de befaamde Mogwai’s Castle of Doom Studio’s in Glasgow en luisterden ze veel naar onder meer Suicide, Kraftwerk en jazz. En jawel, die invloeden sijpelen zeker door in Glasgow Eyes.
Deze kersverse plaat klinkt dus zowel heel vertrouwd als vernieuwend, voorwaar een spreidstand waar alleen een klassiek geschoolde balletdanseres aan kan tippen. Neem nu de opener “Venal Joy”: pikdonkere, vervaarlijke electronica pleegt als een volwaardige kamikazepiloot onmiddellijk een welgemikte aanval op uw zenuwstelsel. “I’m addicted to love so we can fuck on the table”, zingt Jim Reid zonder blikken of blozen. En, even verderop toch “I’m allright I’m okay’. Toch vertrouw je de twee niet helemaal op hun woord: daarvoor is de tempovertraging op het einde net dat tikje te alarmerend maar o zo raak gevonden. “American Born”, song nummer twee op deze worp dikt het nog wat aan, met een drumcomputer die rechtstreeks uit een zwart gat lijkt te zijn geïmporteerd, en metersdikke, loodzware gitaar. Het moge, zeker in de eerste helft van dit album, overduidelijk wezen: The Jesus and Mary Chain speelt hier absoluut niét op veilig. En ja, de grotendeels akoestische prachtplaten Darklands (1987) en Stoned And Dethroned (1994) van de enfants terribles van de Britse muziekscène lijken hier verder weg dan ooit. Toch is The Jesus and Mary Chain hier qua verontrustende, deels elektronische noise absoluut niet aan zijn proefstuk toe: denk pakweg aan de ganse plaat Automatic (1989) en de in woedende gitaren badende single “I Hate Rock and Roll” uit Munki (1998).
En dus zet een op een zeer zieke speelgoedpiano lijkende gitaar op het einde van “Mediterranean X Film” nog eens de zaken ten zeerste op scherp: we zitten hier niet bepaald naar broeder Jacob te luisteren; zeker niet wanneer de lyrics “dark is death” weerklinken. Een even donkere tekst horen we in het gelukkig op lichtjes innerlijk herkenningsapplaus onthaalde, vervolgende “jamcod”, een van de strafste vooruitgeschoven singles van de laatste jaren, punt uit. “Discotheque” had wat ons betreft niet echt op deze plaat gehoeven, net zoals we heftig twijfelen bij “Pure Poor”: gitaren die niet zo gek veel verschillen van een authentieke drilboor; denk aan de gitaar bij La Muerte’s “Wild Thing” en geniet al dan niet bij die gedachte alleen al.
Gelukkig gaat de tweede helft van deze bij momenten geniale plaat er muzikaal erg op vooruit: de melodie van “The Eagles and The Beatles” kleeft zich zonder nadenken met een elektromagneet vast aan uw trommelvliezen; “Silver Strings” waait zelfs lichtjes aangenaam uw living binnen. Ook tweede vooruitgeschoven single “Chemical Animal” gaat er ondanks de loodzware tekst in als (bitter)zoete koek, dankzij de door de band zelfgecreëerde, fameuze helicoptersound die ze ook al voluit gebruikten op Honey’s Dead (1992). “Second of June” is vervolgens een ronduit magistrale song van wereldklasse, een tweede “Sometimes Always” als u het ons vraagt. En zo gaan de broers verder op dit elan, bijvoorbeeld met het machtig swingende “Girl 71”. “Hey Lou Reid” zet de puntjes heerlijk traag finaal op de i van deze al bij al nogal heterogene plaat. Het moge anno 2024 zonneklaar zijn: The Jesus And Mary Chain heeft zijn talent om muziek te maken die én verontrust én ontroert nog steeds ruimschoots in de vingers. Absolute aanrader voor muziekliefhebbers met stalen zenuwen.