King Krule, de Britse held van de riooljazzrock kwam eerder dit jaar op de proppen met het zeer gesmaakte album Space Heavy. Een plaat die het niemandsland in klank wil vatten, meer specifiek de hoop onbenullige kadastrale rariteiten die hij voorbijgleed tijdens zijn dagelijkse woon-werkverplaatsing per trein. Een rist shite holes aandoen per trein, zegt u? Nou, dan mocht ons eigenste hell hole Brussel zeker niet ontbreken.
Een wandelend raadsel, die Archy Marshall. Hij heeft het uiterlijk van een koorknaap, maar wanneer hij zijn strot opentrekt, ruikt het naar Tom Waits op een katerige ochtend. Hij is een moderne poète maudit die het Kwaad kan bezingen in bloemen van songs. Zijn muziek krijgt geen airplay op nationale radio’s, maar toch weet hij moeiteloos De Roma en de Ancienne Belgique uit te verkopen. Pikdonker, propvol, en zwanger van verwachting is de zaal wanneer de band het podium betreedt– dit publiek heeft niet veel nodig om tot ontploffing te komen.
Nochtans maakt King Krule het ons niet makkelijk. Deze koning zal doorheen de hele avond slechts moeizaam contact leggen met zijn onderdanen. Bindteksten zijn schaars en tussen de nummers laat hij stiltes vallen die nét iets langer duren dan zou mogen.
“Perfecto Miserable” zet de toon. We gaan meer dan twintig nummers lang op reis doorheen het oeuvre van tien jaar King Krule, een universum waarin het macabere steeds een ongemakkelijke pas de deux danst met poëtische lieflijkheid. Zachtjes struint Krules magere hand over de snaren, de spanning wordt opgebouwd en “You’re my everything make me feel alright” gaat over in snauwen om uit te monden in “Thought I hated everything / Another lonely night”. Verlangen, zelfhaat en eenzaamheid: een snelcursus King Krule in drie minuten.
De rest van het optreden grossiert in dezelfde ambiguïteit. Wanneer Marshall niet dromerig aan zijn gitaar plukt, doet hij ze achtereenvolgens galmen (“Space Heavy”), kaduuk snorren (“Rock Bottom”) , knorren (“Stoned Again”) of snauwen (“Cellular”). Tijdens het op een dreunende bas drijvende “Dum Surfer” loopt hij, tussen de rode en blauwe spots die als boomstammen in een bos verticaal neerschijnen, van links naar rechts over het podium, als een dolle hond op zoek naar een prooi. Op andere momenten wordt de microfoon in aanvalspositie vastgegrepen, klaar om de wereld te veroveren. De boel ontaardt geregeld in freejazzchaos uit de goot, zoals bij “Hamburgerphobia” of “Stoned Again”. Saxofonist Ignacio Salvadores steekt de boel in de fik met ademteugen als stroomstoten en wanneer hij geen luid applaus oogst met zijn blazer, zal hij ook vaak wild dansend op het podium te vinden zijn.
Geregeld wordt gas teruggenomen – Space Heavy toonde in juni al een meer bedaarde Marshall – met een rustgevend “Flimsier” en een in saxy sfeer geweekt “Seagirl”, waarin Marshall zich het nummer volledig toe-eigent door ook de vrouwenstem vanop het album op zich te nemen.
De laconieke bindtekst “This is an old one” loodst ons richting het laatste deel van het optreden en luidt het absolute hoogtepunt “Easy Easy” in. De zaal hobbelt, zwalpt en schuurt (al dan niet onvrijwillig) op deze hortende postpunk met daarin een schreeuw die ijselijk weerklinkt in een stad die enkele dagen geleden nog werd opgeschrikt door terrorisme: “If you’re going through hell, just keep going!” Langzaam dooft het vuur hierna uit, tot en met de vaste bis “Out Getting Ribs”.
Was dit een perfect concert? Neen. Daarvoor werd de vaart soms te veel uit de set gehaald door het soms nukkige en afstandelijke gedrag van Marshall. Bovendien worden songs als “If Only It Was Warmth” of “Underclass” zo onderkoeld gebracht dat, als ze nog trager zouden zijn, de versterkers op stand-bymodus waren gegaan. Maar wij verwachten en willen geen perfectie van een afgevijlde King Krule. Onberekenbaarheid is zijn charme en deze wrede koning heerst in deze dolgedraaide wereld.