Wat is kabaal en wat is muziek? Of ook: is kabaal muziek als ze componenten als melodie, harmonie en ritme volledig overboord lijkt te gooien? Het zijn vragen die rechtstreeks naar de essentie gaan – in het geval van Luís Lopes gepaard met tandenknarsende feedback en gierende volumes.
Lopes is een buitenbeentje dat even frivool als onvoorspelbaar tussen de genres slingert. Met zijn Humanization Quartet gaat het om potige interactie tussen postbop en freejazz met regelmatig een rockvibe. Zijn recent verschenen album met Abyss Mirrors laat een tentet horen in een koppige spreidstand tussen collectieve improvisatie en elektroakoestische spanning. Intussen maakt hij ook introspectieve soloplaten, is hij te horen met het nieuwe Bonbon Flamme (het internationale kwartet met Étienne Ziemniak, Fulco Ottervanger en Valentin Ceccaldi) en in allerlei bezettingen met goed volk uit de improvisatiescène van Lissabon.
Zopas bracht hij ook een vervolg uit op zijn Noise Solo At ZDB Lisbon uit 2013. Het zijn opnames uit 2017 (Parijs) en 2018 (Lissabon) die al een tijd de ronde deden op het internet, maar nu eindelijk verschijnen via Shhpuma, het sub-label van Clean Feed voor allerhande muziek die net iets te weird is voor de moederschoot. Met Lisbon Paris (Stereo Noise Solo) is het label ongetwijfeld toe aan een van zijn meest extreme releases. Je hoort Lopes en zijn gitaar (voor de liefhebbers: een 1968 Gibson ES-340TD) de confrontatie aangaan met twee versterkers die tegenover elkaar opgesteld staan, ongeveer op maximum volume, met ertussen niets dan een paar analoge pedaaltjes en Lopes zelf. Stereo pokkeherrie to the max.
Aanzwellende feedback, dat is iets dat je regelmatig te horen krijgt bij heavy rockbands zodra ze zich klaarmaken voor een concert. De gitaren worden opgepikt, het begint te zoemen en te suizen – simpele wetenschap, iets met signalen die teruggekaatst worden – en wat dan volgt is meestal een vette riff om de boel af te trappen. Zo ver geraakt Lopes nooit. Hij blijft hangen in dat feedbackmoment, met schijnbare stoorzenders die het geluid doen horten en stoten, en dikwijls naar de hoogste frequenties jagen, daar waar het pijn doet. Hij hanteert de gitaar als een verlengstuk van zichzelf, danst een sensuele dans, wringt excessieve klank uit het instrument, beweegt het naar de grond en in de lucht, tegen de versterker en zijn lichaam. Het is een innige strijd, een liefdevolle proeve van extremisme.
Daar bestaat een publiek voor – ze dwepen waarschijnlijk ook met Whitehouse, Borbetomagus en Merzbow – maar voor de meeste luisteraars is dit ongetwijfeld aanpassen. Nochtans zegt de eerste definitie die je op internet tegenkomt: ‘Muziek of toonkunst is de kunstzinnige schikking en combinatie van de klanken van muziekinstrumenten en de menselijke stem om schoonheid van vorm dan wel uitdrukking van emotie te bereiken.’ Een inclusieve verwoording die ook Lopes’ muziek omarmt. Het is muziek die je eigenlijk live moet meemaken en aan den lijve ondervinden, omdat de link tussen de handelingen en waar ze toe leiden tastbaar gemaakt wordt, maar het kan ook deugd doen om er even voor te gaan zitten. Als is het maar om je af te vragen wat muziek kan zijn of je gewoon te laten omver pegelen door die muur van geluid.
Is dit dan een lange, vormeloze en masturbatoire trip? Voor sommigen is het dat ongetwijfeld. Maar de twee stukken hebben ondanks hun vergelijkbare lengte (net geen 20 minuten) wel een andere teneur, met het stuk in Lissabon dat een coherent feest is voor schril fluitende en gierende frequenties, terwijl het stuk in Parijs nog meer ontregeld en agressiever klinkt: hier wordt (nog) meer gestotterd, geplooid, gewrongen, gescheurd, verscheurd. De dynamiek is er extremer, alsof je te maken hebt met een oncontroleerbaar beest, en door het aanhoudende ruisen van die versterkers tijdens de kalme momenten wordt het volume haast tastbaar. Het herinnert je ook eraan dat rockbands met veel energie, wat ongebruikelijke maatsoorten en hier en daar een dissonant akkoord nog behoorlijk ver van het radicalisme van deze noise staan. Natuurlijk is ook dat relatief: de een z’n kabaal is de ander z’n extase.