Het concert van Luís Lopes’ Humanization 4tet dat gepland stond op 3 april 2020 gaat uiteindelijk plaatsvinden op zaterdag 9 oktober. Aangezien dat voor ons geen optie was trokken we naar het Duitse Saarbrücken, waar we pardoes op een bijzonder aardig festival belandden.
Het festival bestaat nog maar sinds 2015 en heeft er intussen al een paar fijne edities op zitten, met aanvankelijk een focus op de Duitse vrije jazz en improvisatie, maar gaandeweg een meer internationaal gericht programma. Dat was ook het geval voor deze zesde editie, die op de valreep nog coronaversoepelingen kon invoeren en met o.m. Joe McPhee, Gerry Hemingway, John Edwards en Barry Guy toch weer wat internationale kleppers een plaats gaf. We waren er enkel voor de tweede festivaldag, die uitgroeide tot een hoogstaande avond die de reikwijdte van de geïmproviseerde muziek knap in de verf zette.
Het 17-koppige Freejazzsaar Orchester past in een lange traditie van vrij spelende orkesten die begon met o.a. het Globe Unity Orchestra van Alexander von Schlippenbach, en een poging ondernamen om orde te vinden in de chaos. Geen evidentie met zo’n forse bezetting, maar het lukte wonderwel. Dat het het geen extravaganza werd van blazers en nog meer blazers hielp ook. Met drie bassisten, maar ook cello, fluit, elektronica en mandoline barstte het uit z’n voegen van de kleuren, maar de twee stevige lappen werden uitgevoerd met discipline, met een opvallende rol voor twee aan de zijkant opgestelde vocalisten, waarvan er eentje vooral werkte met tekst en de andere met klank. De afwezigheid van een sturende muzikant die de aandacht naar zich toetrekt was hier een bonus. Dit was een weldadig rollende en soms denderende set, met hier en daar sterke Q&A-passages tussen kleinere deelfracties en de mogelijkheid voor al die instrumenten om even op de voorgrond te treden. Tussen al die gezichten herkenden we amper bekenden – trombonist Christof Thewes was een uitzondering -, maar dat deerde niet. Geen gebrek aan talent in dit lokale gezelschap.
Nog goed volk in The Workers, een Zwitsers kwartet waarin goed volk van verschillende generaties bij elkaar komt. Rietblazer Urs Leimgruber hield het deze keer bij sopraansax, terwijl collega Omri Ziegele altsax en fluit voor z’n rekening nam. Zocht die eerste het aanvankelijk vooral bij een meer abstracte aanpak met allerlei bezwerende effecten, dan trok Ziegele soms behoorlijk van leer met een stijl die wat dichter bij de (free-)jazztraditie zat. En dat klonk bij momenten behoorlijk indrukwekkend: elastisch, vinnig en vurig. De momenten waarop de man in volle method acting-modus poëzie begon voor te dragen waren soms wat onwennig, maar leidden elke keer opnieuw naar een boeiend nieuw hoofdstuk. Daarin was ook een sleutelrol weggelegd voor de ijzersterk spelende ritmesectie – bassist Christian Weber en drummer Alex Huber – die speelde met kracht, techniek en vindingrijkheid. Een overtuigende set die overtuigt om het recent verschenen Altbüron op te zoeken.
Rietblazer Assif Tsahar zou normaal spelen met Digital Primitives, iets dat niet kon doorgaan door de afwezigheid van Cooper-Moore. Dat werd echter mooi opgelost door hem te koppelen aan violist Mat Maneri en percussionist Gerry Hemingway. Ze speelden onder de noemer Jam, maar meer misleidend was een naam zelden. Het leek inderdaad te gaan om spontane creaties, maar hier was geen spoor te bekennen van de nonchalance en richtingloosheid die veel te veel jams doorgaans kenmerkt. Dit was een spontane duik in een wereld met een enorme dynamiek, waarin Maneri zorgde voor een kamermuziekelement, maar de regels ook wist te omzeilen door een inventief gebruik van effecten. Ook Tsahar bewoog in en uit de jazztraditie, nu eens sober en repetitief, dan weer vitaal en bluesy. Man van de match was echter Hemingway, die maar een paar momenten nodig had om zijn uitzonderlijke klasse te tonen. Hoewel geworteld in de jazz, is zijn aanpak die van een klankenmachine, eindeloos in de weer met strelingen en effecten, ritmes en kleuren, hulpstukken of blote handen. En die aanpak was zo naadloos, zo ongedwongen en vond plaats met zo’n indrukwekkende reactiesnelheid dat de afstand tussen hoofd en handen haast tot nul gereduceerd werd. De eensgezinde strakheid waarmee sommige stukken afgerond werden verbaasde zelfs de muzikanten. Heel straf.
En dan moest het hoofdgerecht nog komen. Luís Lopes’ Humanization 4tet bestaat intussen meer dan een decennium en heeft vier albums op z’n conto (allemaal aanraders), maar de band speelt nu voor het eerst buiten Portugal of de Verenigde Staten, en dat was hoog tijd. Met een setlist die opgebouwd was rond materiaal uit Live In Madison (2014) en Believe, Believe (2020), werd het terrein opgezocht tussen de vrijheid en agitatie van de freejazz en de energie van de rock-’n-roll, met uitlopers naar hardbop, moddervette funk en duistere grooves. Broers Aaron (bas) en Stefan González (drums) vormden een imponerende ritmetandem, met krachtige stuwing, speelsheid en, vooral bij de drummer, een even theatrale als agressieve benadering, misschien een hint van zijn avonturen in andere extreme oorden. Binnen deze band kan dat, want de robuust spelende Amado stond als een brok graniet tussen de Texanen en zijn Portugese compagnon. Die laatste toonde zich een van de meest originele gitaristen van het moment, soms met compleet ontregelde interventies die een eigen logica leken te volgen, maar net zo vaak op een hecht spoor belandden met de saxofonist.
Dat zorgde ervoor dat je een afwisseling kreeg van hechte turbo-bop (“Jungle Gymnastics”) en stukken als “Long March For Frida Kahlo”, die een ongemeen intense sfeer opbouwden. Verderop werd de muziek dansbaarder en speelser, met de onweerstaanbare zwier van “Two Girls”, het walsende “Engorged Mosquitoes” en een versie van “Eddie Harris” (vooral bekend via Clifford Jordan) die het spel bijna straight speelde. Bijna. Maar telkens opnieuw gaf het kwartet er z’n eigen draai aan, met vulkanische energie, speelse ideeën zoals het hilarische duet van de broers en hun uitgevonden taal, en die onstuitbare gitarist die in de finale, in een verbluffende uitvoering van Arthur Blythe’s “Bush Baby”, zonder omkijken in withete noise dook en compleet in trance een dans uitvoerde voor een versterker die gierende feedback uitspuwde. Zo opwindend krijg je ze zelden te zien. Het kwartet speelde een genereuze set waarmee je eigenlijk moeiteloos liefhebbers van free en gierende gitaarrock bij elkaar kan brengen. Meer nog: er lopen er momenteel weinig rond die zo’n spannende muziek maken. De reacties in Saarbrücken waren behoorlijk extatisch. Het valt dan ook maar te hopen dat ze wat vaker kunnen opduiken in deze contreien.
De band speelt op 9 oktober in De Singer (Rijkevorsel), een samenwerking van De Singer en Sound In Motion. Info & tickets hier.