GRENSOVERSCHRIJDEND VERSLAG: Left Of The Dial 2022, Rotterdam (NL)

In deze rubriek verkennen we de kleine festivals in ons nabije buitenland, op zoek naar nieuwe geluiden.

“Je moet wel heel weinig van muziek houden als je hier niet bij bent”; de slogan waarmee organisator Rotown Left Of The Dial verkoopt kon het devies van deze nog prille rubriek zijn. Bandjeshonger, concertdrang: daar draait het om in meer dan vijftien Rotterdamse zalen, die soms even onverwacht en geïmproviseerd zijn – een ijssalon, iemand? – als het er op tegenhanger Eurosonic aan toe gaat.

De insteek is echter anders dan op dat winterse showcasefestival; hier geen focus op de Europese rijkdom, maar een grote nadruk op het woelige leven in de Britse onderbuik. Er zijn Italiaanse, Duitse, Belgische en ja, zelfs Australische bands, maar het gaat toch vooral om dat muzikale epicentrum aan de overkant van het Kanaal. Je merkt het aan de vele verplichte – doorgaans feestelijk grijnzend gebrachte – adieus aan Liz Truss

Ook hier woedt dus volop de postpunk, en dat genre zit ondertussen in zijn Seattle-fase. Zoals het begin jaren negentig genoeg was om in die Noordwestelijke Amerikaanse stad een gitaar te omgorden om de platencontracten uit de lucht te plukken, zo volstaat het vandaag om Brits te zijn, en sprechgesang met balorige gitaren te combineren om als ‘postpunk’ door het leven te gaan.

Dat blijkt vaak een vergissing. Misschien vat Conor Clements van Hallan het in “Modern England” nog het beste samen met dat “indie music: all the bands sound the same”. Het wil slim overkomen, maar het is een voorzet van jewelste. Want ook Hotel Lux weet niets meer te bieden dan getoonzette toogpraat als “I’m a twister of the truth” (“Tabloid Newspaper”) of “Why can’t they just tell the truth?” (“Common Sense”). Wanneer toetsenist Dillon Home een viool bovenhaalt wordt het zelfs pure Levellers; we kunnen er hun “The Road” over heen zingen. Beige Banquet? Een min-of-meer capabele schaduw van A Certain Ratio.

Die laatste zagen we overigens op een boot, want zo is dat Left Of The Dial wel. Voor de echte werken beginnen – om vier uur al, alsof er geen stad te bezichtigen is – vaart de rondvaartboot uit, en in ruil voor een ticketje gaat de bar open en spelen twee bandjes. Een dag later vinden we onszelf terug op een fiets op rollen om te zorgen dat Public Body toch wat meer dan twee spots op zich zou weten branden. Wij? Wij zijn belachelijk participatief, mijnheer.

Neen, beter doen onze Meltheads het dan, die hun classic rock voorzichtig beginnen in te ruilen voor iets anders. Dat werd tijd, want zolang de opwindende optredens van de band beter zijn dan songs als “I Wanna Be A Girl” en “Sweet Monica” is het nog geen tijd om een plaat op te nemen. Je merkt dat Sietse Willems en kompanen zoeken naar een nieuw geluid, maar het nog niet gevonden hebben. Soms schurkt dat wat aan tegen postpunk, zoals in het vinnig jagende “No One Is Innocent”, en dat is interessant, maar nog niet helemaal op hetzelfde niveau als pakweg het Shame dat deze groep dan in de ogen moet kunnen kijken. Aan het rauwe, Brassers-aandoende “Naïef” dus om de aandacht gaande te houden, en dat lukt voorlopig, al is de wetenschap dat dit niet meer dan een zijsprongetje is ook bedenkelijk: mogen we eindelijk weten wie Meltheads écht zijn?

Deadletter heeft wel een idee waar het heen wil. Twee noten slaat de groep aan, ‘ha ha!’ krijst Zac Lawrence, en weg zijn we. Het heerlijke “Pop Culture Connoisseur” wordt al vlug weggegeven, terwijl de frontman zich langzamerhand opnaait over het strak militaristische ritme van “Binge”; dit heeft van de fonteintjes Parquet Courts/The Rapture gedronken. Beetje New York in Engeland? Moet kunnen, het is immers ooit andersom begonnen. Maar verder gaat dit duidelijk over het Albion van nu: “life imitates art they say, in which case art must be utter dismay.”

Halverwege wordt de dynamiek van de groep duidelijk. Rechts van Lawrence wekt de blotebastenbende die bestaat uit Lawrence, bassist George Ullycott en vooral gitarist Will King het beest tot leven, links steken saxofoniste Poppy Richler en andere gitarist James Bates er wat hersenen in met slimme accenten. Met “Fit For Work” komt de boel tot een ontlading die slotnummer “Zeitgeist” maar heeft binnen te koppen: “there’s something in the air / There’s a storm coming”. Wees maar zeker.

Nochtans geen ervaring met moord

En verder is Left Of The Dial een ontdekkingsfestival als alle andere, wat wil zeggen: muzikaal gokken voor gevorderden. Soms word je omver geblazen door iets dat bij de voorbereiding hoogstens passabel klonk, net zo goed valt wat op spotify zo aanstekelijk was live dik tegen. Neem nu Yabba dat iets doet tussen Rage Against The Machine en industrial in. Het sfeertje is ietwat Woodstock ’99: toxisch masculien; de muziek eerder dom.

De traditionele epigonen zijn er ook. Het Australische Highschool is overgevlogen om vlekkeloos Joy Divison/New Order met een vleugje The Cure anno 1979 neer te zetten, maar vergat een goeie zanger te zoeken. Island Of Love imiteert Dinosaur Jr. dan weer zo nauwgezet dat je je afvraagt waarom ze daar een vierde man voor nodig hebben. Ze werden getekend door het Third Man-label van Jack White, en dat is jammer: deze jongens zijn te getalenteerd om nu al vastgepind te worden in een copycatgroep. Laat hen een eigen stem zoeken.

Uiteindelijk blijken de zingende bassistes de ontdekkingen van Left Of The Dial te zijn. Vroeg op openingsavond donderdag is er al Jess Branney van Peaness – van die naam krijgen ze ooit spijt – die met kristalheldere stem en een overdosis charme de twee-songs van haar band kleur geeft. Het klinkt zoet en lief, de teksten af en toe wat gemeen, met een tikje indie-jangle of een hint van Vampire Weekend of Kings Of Convenience-bossanova. Geen idee of daar anno 2022 nog iemand op zit te wachten, maar we kunnen er geen kwaad woord bij bedenken – is dat een glimlach om onze lippen?

Het strafste is Divorce. Tiger Cohen-Towell heeft présence, en pakt de kutzaal die de Worm 2 is meteen in. Het is een beetje folk zonder echt folk te zijn. Het heen-en-weerspel met gitarist Felix Mackenzie-Barrow doet wat denken aan hoe Stars werkt, maar als zij uithaalt, zoals in “Services”, zijn gedachten aan Adrienne Lenker niet ver weg. Het beste is “Checking Out”, een verbluffende murder ballad waar niet op af te dingen valt. “Nochtans geen ervaring met moord”, grijnst de zangeres vooraf. Ach, dat had Johnny Cash ook niet, en zie waar die man in Reno hém heeft gebracht.

En dan zijn er nog de weirdoes. De outcasts. The Bug Club doet met zijn gekke liedjes al eens denken aan The Moldy Peaches, maar heeft minder humor van doen om te beklijven. “Love Is A Painting” is meer dan een goeie metafoor, “It’s Art” kondigt – nog een! – bassiste Tilly Harris aan met een grappige vergelijkende uitspraak van de titel tussen hun native Welsh, het Engels en de Nederlandse benadering die ze net hebben leren kennen, “If My Mother Thinks I’m Happy” is aanstekelijke jengelpop, en dan is er het punky “A Love Song” met de prangende vraag “how many times can you say ‘fuck’ in a love song?” Het antwoord is negen, blijkbaar. Het is geen “Downloading Porn With Davo”, maar minder humor? Bij nader inzien: goh.

‘Met muziek heeft het niets te maken maar ik vind het wel lekker”, brulde iemand naast ons zijn buur in het oor bij Yabba, het is precies wat we uiteindelijk van Lambrini Girls vinden. De brute, rauwe punk van de groep is rudimentair, maar de boodschap voelt belangrijk. We zitten weer eens in een boot, al lag die V11 braaf voor anker, en frontvrouw Phoebe Lunny duikt meteen de toog op. Het is een schijnbeweging; even wat rockstarposes voor ze haar feministische teksten vol vrouwenliefde het publiek zal in slingeren. “Big Dick Energy” gaat één sarcastisch nummer, waarna ze een speech houdt over je vrienden op de vingers tikken bij seksistisch gedrag en daarbij huilt. Het nummer dat volgt heet “The Boys In The Band”; die kan Doherty in zijn gat steken. ‘Who’s a gay legend?’ vraagt ze, en het duurt ontstellend lang voor twee meisjes schutterig toch naar voren schuiven. Het spelt iets over werk aan de winkel en een strijd die nog niet gestreden is. Lunny en haar girls hebben al onze steun, want zelfs met deze schetsen van songs was het meer dan boeiend.

Komen wij nog terug naar dit Left Of The Dial? Wees maar zeker dat dit volgend jaar geen deel van deze column meer is. Rotterdam is dichterbij dan Groningen, de afstanden tussen de zalen zijn korter en je vindt er minder van de hitradiogevoelige, commerciële troep waar je op Eurosonic al eens over struikelt. Dit wordt een vaste afspraak op de festivalkalender.

Wie wil weten waar de lamp brandt, kijkt left of the dial.

Beeld:
Tineke Klamer, Guus van der Aa, Marcel Boshuizen

aanraders

verwant

Maria Iskariot + Meltheads :: 1 maart 2024, Trix

Een thuismatch moest het worden, een zegerondje werd het....

Meltheads :: ”Ik heb de ravage gezien die drugs kunnen aanrichten”

"Naïef" zijn ze niet, tegendraads wel. Zoek die Belpopklassieker...

Meltheads :: Decent Sex

Een plaat die flirt met de klassiekers, maar ook...

Eurosonic 2024 :: Spelplezier als een onsterfelijke ajuin

De toekomst is nu, en wel hier, in Groningen....

Left Of The Dial 2023 :: Een zweterige slazwierder

Het is oktober, het regent, de festivalzomer is slechts...

recent

Emperors of Nothing

De wandaden die binnen de muren van onze gevangenissen...

St. Vincent :: All Born Screaming

St. Vincents zevende slaat je flink op je donder,...

Adrian & Regis Hautiere :: Het Weeskind van Perdide: 1. Claudi & 2. Silbad

Uitgeverij Lauwert waagt zich naast vaak gesmaakte graphic novels...

The Zutons :: The Big Decider

Who Killed … The Zutons is ondertussen twintig jaar...

Hinds :: Boom Boom Back

Kijk, we hebben geprobeerd ons te verzetten. Met een...
Vorig artikel
Volgend artikel

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in