De toekomst is nu, en wel hier, in Groningen. Zoals elk jaar verzamelen grote beloftes en goed bewaarde geheimen van de Europese muziekscene dezer dagen opnieuw ter evaluatie in Noord-Nederland. Niet iedereen kan echter Dua Lipa zijn en het kaf dient onherroepelijk van het koren gescheiden. Sympathiek als wij zijn, nemen wij zoals vanouds die taak ter harte.
Woensdag 17 januari
Tradities zijn er om in ere te houden, dus richten we ook dit jaar met enola een tijdelijk hoofdkwartier in (dichterbij dan ooit – we worden ook al een dagje ouder, meneer) om met een batterij aan laptops verslag uit te brengen, terwijl er iemand fulltime af- en aanrijdt, eierballen aanvoerend, het dieet van uw recensent op verplaatsing.
19.45u. Huize Maas Front. Dankzij de wel érg slechte mop die Humour blijkt te zijn (flauwe postpunk waarover niet veel te zeggen en nog minder mee te lachen valt) gooien we op dag één meteen ons belangrijkste Eurosonic-principe – geen Belgen, die zien we thuis wel – overboord. ML komt immers gewoon uit Brussel en is op papier een mogelijke opvolgster van ons belangrijkste Linkebeekse exportproduct, maar Maria-Laetitia Mattern blijkt een stuk minder suikerzoet. Hoewel haar eightiespop bij momenten rechtstreeks uit haar dagboek geplukt lijkt, hebben de songs altijd wel een indierandje dat je doet luisteren, een melodie die je bij de lurven grijpt en de verlegen blijdschap waarmee ze haar publiek toespreekt, is bijzonder innemend. Haar band staat helaas iets te nadrukkelijk op power te spelen, duwt “Crève d’ennui” en “Nuit noire” een overbodige stadionrichting uit en de zijdezachte stem van Mattern verzuipt haast in de galm. Het contrast met “On part” kon niet groter zijn: Mattern neemt haar akoestische gitaar ter hand voor een veel kleiner, ingetogener geluid dat doet denken aan Black Sea Dahu en Ben Howard. “Je suis toute à toi”, zingt ze, en het klinkt alsof ze dat enkel voor ons bedoelt. En wie zou daaraan kunnen weerstaan?
20.10u. De Machinefabriek. De andere vluchtende enola-helft belandt in de Machinefabriek voor jazz-toetsenist Yoni Mayraz, van Israëlische afkomst, maar opererend vanuit Londen. Mayraz stak tijdens de pandemie zijn neus aan het venster met de EP Rough Cuts, heeft nu met Dybbuk Tse! zijn eerste full-album op zak en stelt dit aan ons voor, samen met zijn band: een gitarist, een drummer en een man die afwisselend de saxofoon en de klarinet hanteert als tegengewicht voor Mayraz’ toetsenspel. De man verdeelt zijn aandacht over drie klavieren tegelijk, waarachter hij afwisselend staat en zit, het gezicht gefocust als De Bruyne op het oorlogspad, de vingers soepel over het klavier dartelend als Doku.
Het is een aangenaam luisterbare nu-jazz, vergelijkbaar met Secret Night Gang, maar dan volledig instrumentaal en met Midden-Oosterse tincturen. Mayraz is de onbetwistbare bandleider. Wanneer de muzikanten nog wat naar elkaar moeten zoeken tijdens een drumsolo die nergens echt dringend naartoe lijkt te gaan, zegt een blik van de frontman genoeg om de rangen weer te sluiten. In “International Plots” strooit hij met instructies voor zijn bandleden, maant hen achteromkijkend aan om de instrumenten stil te houden zodat hij de ruimte krijgt om te soleren in een nummer dat gaat van jazzy over funky tot een mank hiphopritme en weer terug – It’s jazz, Jim, maar dan van de soort zoals we die de laatste jaren hebben leren kennen, elektronische effectjes incluis. Het nadeel is wel dat het niet altijd weet te boeien: bij momenten, zoals in “The Biggest Fear”, is de aandacht even vluchtig als het breezy toetsenspel. “We’re happy to be here, kickstarting the Eurosonic festival”, zegt Mayraz halverwege zijn set, en dat gevoel is wederzijds. Een aangename kennismaking en een goede opwarmer voor de rest van de avond.
20.10u. Huize Maas Main. Vanuit het kleine voorzaaltje wordt je haast automatisch de grote zaal van Huis Maas ingeduwd, die al aardig vol en op dit vroege uur ook al flink gemarineerd is. Het past wel bij Picture Parlour, dat een soort oudemannenrock brengt dat het goed zou doen in een vettige Amerikaanse bar. Niet wat de wereld nodig heeft, zou je denken, maar frontvrouw Katherine Parlour beschikt over zo’n waanzinnige strot dat ze zelfs met een hele set aan Coldplay-covers zou wegkomen. Ze scheurt, croont, jammert en schreeuwt en het lijkt haar geen enkele moeite te kosten, terwijl het keer op keer ongelooflijk indrukwekkend klinkt.
Jammer dus dat de rest van de groep nogal gezichtsloos is en dat ook de nummers vaak een tikje te hard leunen op haar zang en niet veel meer. “Sawmill Sinkhole”, dat klinkt als Jefferson Airplane met Bonnie Tyler op zang, is er zo eentje: veel protserig gitaargeweld, maar het mist poten en oren, en dan is Parlours stem net niet voldoende om de boel overeind te houden. Soms, zoals in “Judgement Day”, klikt alles plots wél in elkaar en op die momenten is deze band zonder discussie de grootste belofte van dit festival. Met het grandioze “Norwegian Wood” – “This isn’t a Beatles-cover”, ziet Parlour zich toch genoodzaakt te melden – hebben ze de beste song van deze hele Eurosonic-lichting geschreven, en alleen al daarmee verdient Picture Parlour een plek in elke – al dan niet vettige – concertzaal van Europa.
20.50u. Stadsschouwburg. “Wat als Enya een jazzcarrière zou beginnen?” Ja, wij stellen ons al eens vreemde vragen, maar deze keer is het de schuld van Clarissa Connelly, een Ierse die wel eens een achternichtje van de new age-koningin zou kunnen zijn. Haar kraakheldere zang en haast pastorale piano- en gitaarspel hebben dan wel hun wortels in de folk, met Clannad uiteraard als duidelijkste inspiratie, maar haar gitaristen – braafjes op hun stoel – en drummer geven er een jazzy draai aan die wonderwel goed uitpakt. Connelly zelf is niet vies van wat experiment, met soms nogal ongemakkelijke Kate Bush-achtige uithalen en weirde wendingen waar de Joanna Newsom van Ys goedkeurend bij zou knikken. Zelden makkelijk dus, maar eindeloos fascinerend, zo hebben wij onze vrouwen graag.
21.30u. Grand Theatre Up. Opvallende vaststelling tijdens de voorbereiding: een aantal zalen doen dit jaar niet meer mee op Eurosonic. Geen News Cafe, geen planetarium Dot (doodzonde), en geen dancing Palace meer. Dat is vooral jammer voor de elektronische en meer dansgerichte acts die in Dot en Palace de kans kregen om hun show nét dat ietsje meer te geven. De Griekse zangeres Iota Phi zal zich wel voor het hoofd hebben kunnen slaan toen ze besefte dat ze in het muffe stoelentheatertje bovenaan de Grand Theatre moest spelen. Geen plek die minder geschikt is om haar donkere, met dubstep gelardeerde geluid en haar etherische zang tot hun recht te laten komen. Een af- en aanschuiven van mensen en een overijverige zaalwachter die door de muziek jeremieert (EXCUSEER! U MAG HELEMAAL NIET OP DE TRAPPEN ZITTEN!) knijpt het laatste restje sfeer piepedood. Doodjammer, want er zat écht wel iets aanstekelijks in die cocktail van duistere synths, diepe beats en ijle zang. Zet zoiets volgende keer gewoon weer in een zweterige club waar artiest én publiek eens goed los kunnen gaan. Win-win, zouden ze bij Radio 2 zeggen.
21.30u. WEnutbutter. Heel even dachten we dat een wel heel erg dyslectische medewerker het programma van Eurosonic op de website had gezet, maar neen, Lucky Lo is wel degelijk een andere Zweedse dan haar beroemdere bijna-naamgenote. Behalve haar ietwat ongelukkige artiestennaam valt er gelukkig veel goeds te melden over deze singer-songwriter, van wie je je afvraagt waarom ze nog niet doorgebroken is, zo klaar-voor-de-radio klinkt de pop van “The Big Feel” – inclusief onweerstaanbare modulatie – of de warme celebration of life die “Sunrise/Sunset” (voor een overleden vriendin) is. Lucky Lo overrompelt met haar hang naar theater en vooral haar wonderlijk veelzijdige stem, zeker in de laagtes, en dus is het zonde dat ze die soms verspilt aan niemendalletjes als “Supercarry”. Voor haar is het “the song that sums it all up”, maar dat moeten we streng tegenspreken: het bloedmooie “Through The Eyes Of A Woman” is het enige nummer dat die titel verdient. “Body, a home / Mine and mine alone”, klinkt het, een fors statement verpakt in een ballade die aan Anna B. Savage doet denken, als die voor het grote gebaar zou gaan. Wij stonden heel even aan de grond genageld en hopen van u spoedig hetzelfde.
21.30u. Vera. HONESTY uit Leeds heeft een bescheiden hype aan hun gat hangen. Een bevestiging in de Vera op Eurosonic vanavond had voor hen de poort naar Europa kunnen openen, maar na dit optreden zijn wij alvast nog niet helemaal overtuigd. De band staat vanavond met vijf leden op het podium, plus een pose. Hoe verklaar je anders de berenmuts, bomberjack en knaloranjebril van zanger George Mitchell of dat iemand een shirt draagt met daarop ‘Celebrating 650 years of bubonic plague’? Ironie is een levenskeuze, maar het voelt aan alsof de tijden wel echt zijn veranderd wanneer er gelachen kan worden met een pandemie. Interactie met het publiek wordt niet gezocht, waardoor het geheel af en toe hermetisch aanvoelt. Arrogantie en onwennigheid laten zich vaak moeilijk onderscheiden, maar op het einde lijken de groepsleden toch oprecht dankbaar voor deze kans.
Tijdens de show maken de visuals van hersenscans en verlaten snelwegen veel goed. Zij loodsen ons een universum binnen waarin duistere shoegaze naadloos aansluit op de schuifelende UK Bass beats uit “U & I” waarover Imi Holmes haar angelieke stem drapeert. Haar zang slaagt er beter in om de vertaalslag van plaat naar het podium te maken dan die van Mitchell, die maar moeilijk boven de geluidsmix uit komt. De poort naar Europa staat alvast op een kier, maar meer voorlopig niet.
21.30u. Huize Maas Front. De rij voor Huize Maas net voor het begin van het optreden van Meltheads kan je het best als ‘episch’ omschrijven. Het doet deugd aan het hart dat deze Antwerpse jonkies na jaren aan de weg timmeren op een plek als Eurosonic zo’n hype kunnen creëren. Toegegeven, aan de leeftijd van het publiek te zien hadden een hoop ouwe knakkers aan de hand van “Naïef” gehoopt om hun ouwe punkjeugd weer te beleven, wat misschien verklaart dat die rij na verloop van tijd flink slonk. Maar het publiek dat wél bleef staan (en dat was toch een mooi gevulde bak) kreeg een pompende en stomende rock-‘n-rollset die het Antwerpse viertal elke ochtend over hun cornflakes giet. En als je dat geheel wat opleukt met dingen als ‘zanger Sietse gebruikt de bar als catwalk’ en ‘drummer Simon flikkert chippendalegewijs zijn broek uit’, dan weet je dat het in huize Maas een dik feestje was. Goed gedaan, jongens! We zijn trots op u!
22.10u. Stadsschouwburg. Of neen, 22.36u. Stadsschouwburg. Zo lang moesten we in de rij staan voor CMAT – is mevrouw een hype, misschien? – en dus blijft er voor ons slechts een miezerig kwartiertje over van wat een hoogtepunt van deze dag had kunnen zijn. Het feest is dan ook al lang en breed aan de gang, maar om ook de laatkomers over de streep te trekken, zet de in glitterhotpants uitgedoste Ciara Mary-Alice Thompson een van-links-naar-rechts-twostep in waar Snollebollekes een puntje aan kan zuigen. “We got some great line dance situation going on here”, roept ze verrukt, en natùùrlijk is dat de opmaat naar “I Wanna Be A Cowboy, Baby!” Het is het ideale nummer om haar geweldige countrystem te laten schitteren, zonder ook maar een moment de hook uit het oog te verliezen. “Stay For Something” neemt even gas terug, begint als een klassieke popballad, maar reikt steeds nadrukkelijker naar de sterren. Misschien is de uitzinnige act van CMAT wat veel voor een hele show, maar dit stukje was een plezier om naar te kijken.
22.10u. Der AA-Theater. Het focusland van Eurosonic dit jaar is Polen – meer dan enkel maar borsjt en zloty. Er zijn maar liefst twaalf Poolse acts geprogrammeerd en de heren van Immortal Onion x Michał Jan komen dan wel uit Gdansk, ze spelen geen metal, eerder alternatieve soul en jazz. Ook van dit optreden kunnen we jammer genoeg maar een deel meepikken wegens aanschuiven om binnen te mogen, en we vertrekken op het eind ook vroeger om ons te verplaatsen naar De Machinefabriek.
En dat voelt jammer, want wat we hier gezien hebben, is simpelweg fun. Hier wordt met zwier gemusiceerd, de grote saxofonist soleert op een ritme dat strakker staat dan de zweep op een galei en toont een grote smile na een uitzinnige solo. En er mag ook gelachen worden: “OK Boomer” start ingetogen, tot de drummer (in een hemd met lepe luipaardprint) een hortend ritme start waar de rest op inpikt. Uiteindelijk ontaardt het verrassend genoeg in Vanessa Carltons “A Thousand Miles” om dan weer bruusk om te slaan in een dancehall-waardige chaos. Dit heet dan spelplezier, en ook: de kansen met beide handen grijpen. Twintig van de beste minuten die we vanavond zien komen van een onsterfelijke ajuin.
22.50u. De Machinefabriek. Met een naam als The Winston Brothers kan je twee kanten uit. Ofwel roept die het beeld op van een swingende soul- en funkgroep uit de zuidelijk Amerikaanse bayou, ofwel van een gerenommeerd verzekeringskantoor. We zijn hier op Eurosonic, dus hopen we op het eerste, maar met deze Duitse groep krijgen we eerder iets te zien dat naar de spanning van het tweede neigt. Volk genoeg nochtans op het podium voor een volle sound: er is een trompettist, een saxofonist, een drummer en een toetsenist die wel erg – misschien iets té– op zijn gemak boven zijn klavier gebogen zit of lekker languit achteruit hangt. Neen, geldingsdrang druipt hier niet van af. Sebastian Nagel hanteert de ritmegitaar en als stichtend lid van de band eist hij bij momenten het voetlicht op voor een gitaarsolo die niet per se bijdraagt tot de kwaliteit van de nummers.
Het is gezellig en ja, “Boiling Pot” swingde als een tiet, maar dit is over het algemeen erg brave funk en laat braaf nu net iets zijn wat funk niet moet (of mag) te zijn. Bij het naar buiten gaan hoorden we twee mensen tegen elkaar zeggen dat het wel “erg Duits was”. Dat zegt genoeg. Amen.
23.30u. All Round. De Finse snorrenclub van Polymoon had laat op de avond verzamelen geblazen in de All Round. Je zou denken dat die bonte verzameling van seventies-kleding, dito coiffures en potige psychedelische progrock eerder op Roadburn of Desertfest zou moeten staan. En dat is helemaal juist: Polymoon stond inmiddels al op beide festivals met knap gespeelde en bevlogen optredens. En dat is hier in het poolcafé-omgetoverd-tot-zaal niet anders. Surfend op dikke gitaargolven, doorspekt met honderden effecten (zo. veel. pedalen), botergeile baslijnen en poepstrakke drums, komt de stem – net als het knalrode kostuum – van zanger Kalle-Erik Kosonen uitstekend tot zijn recht. Het optreden bestaat helemaal uit Polymoons uitstekende tweede plaat Chrysalis, die vorig jaar verscheen en de band is deze songs met geweldige uitvoeringen (onder meer het denderende “Set The Sun” en het epische “Viper At The Gates Of Dawn”) duidelijk nog niet beu. Met volle overgave wordt de zaal veertig volle minuten meegesleept in het psychedelische universum van Polymoon. Volgende keer gaan we vol voor een verlengd verblijf. Topshow.
00.10u. Huize Maas Front. Het moet als Ier toch niet gemakkelijk zijn om in dit Groningse winterweer jezelf adequaat te kleden. Kijk maar die kerels van The Love Buzz: zanger/gitarist Kieran Hurley verschijnt in zijn schreeuwerigste wintertrui, terwijl bassist Aidan Lynch zijn luchtigste zomerjurk heeft aangetrokken. Aanvankelijk krijgen wij het echter warm noch koud van de vrolijke mix van stuiterende punky indierock en tongue-in-cheekteksten van deze bonte bende. Die doet nochtans hun stinkende best om Huize Maas over de streep te trekken. Strak gespeelde set: check. Energieke présence: check. Pintje drinken uit een laars van een toeschouwer: euh, ook check. Ach, wat maken we onszelf eigenlijk wijs: dit is gewoon okselfrisse, potige, strakke en aanstekelijke indierock die met nummers als “Ellis Dee”, “Harp” en vooral “Here Comes The Scum” altijd goed is voor een stevig potje dansen. En dat wordt hier duidelijk volop gedaan.
00.10u. Simplon Main. Daarmee is het danswoord gevallen. Hoe later op de avond, hoe meer wij hunkeren naar beats en dansvloeren – u kent ons. Naar de Simplon dus, de verst gelegen locatie van het festival, voor de bezwerende melodische elektronica van de Frans-Italiaans-Amerikaanse Birrd. Wegens technische problemen begint de man met een fikse vertraging en moet hij verderop zijn set zelfs nog een keer stilleggen. Hij zit er duidelijk mee verveeld en na welgemeende excuses krijgen de geluidstechnici de boel toch in gang en kan Birrd eindelijk opstijgen. Schuiven vol bonkende glitch worden opengetrokken en de man serveert ons een set waarmee hij zich moeiteloos kan nestelen tussen Bicep en The Blaze: etherische en filmische house die gaat van zacht strelen tot hard pompen als het betere vogelwerk. Tegen een zelf meegebrachte achtergrond van een ledverlicht nest (of is het een kroon?) steekt de Fransman donker af, maar zijn glimlach op het einde wanneer alles nog goed gekomen is, is wel duidelijk zichtbaar.
01.30u. Vera. Het is laat, een verstandig mens zou nu naar bed gaan, maar daar heeft uw team nog geen zin in. Wat is er dan beter dan een Zwitsers rariteitenkabinet om het feestje nog wat te verlengen? Enter het duo Crème Solaire: hij langharig, gepiercet gespuis op toetsen en gitaar, zij een boze bride of Chuckie op zang, of wat daarvoor moet doorgaan. Samen brengen ze iets wat soms punk is, soms rave, maar altijd LUID. Subtiliteit is niet hun ding, en dus krijst Rebecca Solari “Tout le monde déteste la peau lisse” in “Peau/Lisse”, en dat klinkt uiteraard als iets heel anders. Is het een grap? We weten het niet zo goed, want de overgave en sérieux waarmee vooral Solari te werk gaat, zien er behoorlijk geloofwaardig uit. Om nog maar te zwijgen over de doodsmak die ze maakt wanneer ze het publiek induikt tijdens het razende “Autobahn/Autobahn” om vervolgens als een dolle over de vloer te krabbelen: she means business en die business is voornamelijk hárd gaan.
Zoals Solari het publiek induikt, storten wij ons achteraf gewoontegetrouw in de Belgenkelder van café Knarie. Want hard gaan, dat kunnen wij ook. Wij hebben méér dan genoeg Dafalgan bij.