Een plaat die flirt met de klassiekers, maar ook zijn eigen tijden omarmt. Ziedende rock met een bonkend hart. Glimpen van wat de toekomst kan bieden. Meltheads geeft op zijn debuut wat we hadden verwacht: op zijn minst Decent Sex.
Al zes jaar of meer maken die van Meltheads de planken van ’t Stad onveilig. Dat is zes jaar van min of meer weggeblazen plafonds, op stelten gezette backstages, openbare waaghalzerij, opkomen op “Daar gaat ze” en vooral: verblufte gezichten. Live was het Antwerpse viertal van in het begin een sensatie, en dat die ooit op een puberale maandag uitgebrachte debuutplaat (zoek ze niet meer op Spotify) dat niet overbracht – ach: we gingen voor de sfeer, voor de kuren van Sietse Willems, de energie van die meute jonge honden.
Tot het begon te jeuken. Een pandemie gaf nog wat uitstel. “Naïef”, dat Belpopwonder van een hit, zette de boel op het verkeerde been, maar verdomme: het mocht er nu wel eens van komen. Waar bleef dat plaatmateriaal? Een Auditief Bewijs Van Kunnen? Wel: hier staat het op ons bureau, in een proper blinkende 33-inch hoes.
En?
En? En? En?
Dit is een debuutplaat, geen eerste klassieker. En dat is ok. Dat het geen verlengstuk van “Naïef” zou zijn, was al lang en luid rondgetoeterd, dus dat we u daar niet over horen. Decent Sex drijft verder op de sfeer van de rest van de optredens, en voelt dus zeer hard als een samenvatting van vijftig jaar classic rock. ‘Liked this? Then you will also like this!’
Dit is een album als een flipperkast, met eclectisch als epitheton ornans. Decent Sex schiet alle kanten op, maar op een of andere manier klinkt het toch altijd als die zelfde bende schoffies. Zo is het op een piano dansende “Screwdrivers” frissere Stonesboogie dan alles wat de Glimmer Twins de afgelopen halve eeuw schreven, moeten we bij “I Want It All” nog altijd vooral aan de truckersrock van The Datsuns denken. Dat “Arbeit” wel heel erg cliché voelt? Het is wat het is. We wijzen liever op hoe mooi Lindy Versyck al dat jongensgeweld soms van vocaal tegenspel voorziet. Een vrouw die al eens tegenspreekt; dat kunnen ze daar ongetwijfeld gebruiken.
Maar er is meer dan liefdesbrieven aan het verleden. Op zijn best stinkt Meltheads naar nu, meurt hen ‘vandaag’ uit de bek met een parfum van verschaald bier en sigaretten. Dan raast “No One Is Innocent” met verbetenheid, doet het even jachtige “Gear” een heen-en-weer dat slechts in zijn nucleaire schaduw iets van Shame achterlaat. In het stampvoetende “White Lies” is Meltheads helemaal waar het in de toekomst zijn riante villa moet bouwen: het kruispunt tussen virulente postpunk, een donderende olifantenstampede, en een nijdigheid die helemaal van Willems zelf lijkt.
Net iets minder opwindend, maar minstens even interessant is het in- en uit-elkaar klappende studio-experiment “Theodore”, dat flirt met de dwarsigheid van Gilla Band, het slepende uit de post-metal. Je hoort er hoe Yunas de Proost van gitarist tot studiotovenaar is gepromoveerd, en zijn instrument tot het uiterste tergt. “Vegan Leather Boots”? Kortaangebonden vechtpunk; geen ruzie mee zoeken.
Classic rock zou zijn: een laatste epische ballad als afsluiter. Niet Meltheads. Die kiezen voor de schuimbekkende rock van “Melvin” als laatste wuifje. Het is een spurtje met de eindmeet in zicht: nog een keer alles geven, knallen tot het gaatje. Wat achterblijft, is het stofwolkje dat spelt ’tot in de toekomst’.
Meltheads zijn nog maar begonnen.