Pukkelpop 2022 :: Een Parklife dat nooit stopt

,

Dag Twee: Het biefstukken bootje dobbert

Drie jaar kunnen uitslapen, dus ook op Dag Twee voelen we ons nog fris. Snel bijgeschreven over die laatste uren van Dag Een, we haasten ons langzaam naar de wei. Straks, maar wel straks pas, heeft Pukkelpop enkele van de beste namen van de affiche staan.

‘Fok man, ik mis mijn dj. Hij is gisteren opgepakt. Dikke middelvinger naar de PoPo!’ Ja, de Nederlandse rapper Frenna staat er maar wat raar bij te kijken. Moet hij plots met een échte band optreden, wat is dat voor shit, man? Ach, noem het dan Frenna Deluxe, en smijt er ook nog wat vuurfonteinen tegen, want je moet iéts doen met je geld.

Je zou er mee kunnen lachen, maar toch. Je zou er je niet aan ergeren, als dit soort Nederlandstalige middelmaathiphop niet de norm was geworden. Natuurlijk gaat het van ‘open’, moet er een circle pit gevormd. En natuurlijk is het nooit groot genoeg voor een ego als dat van Frenna. Kleine raadgeving van Bompa, kinderen: mensen die het woord ‘ik’ in een gewone zin te hard benadrukken, zijn niet te vertrouwen. Zin in kwestie: ‘pas als ik het zeg wil ik chaos en rwina’. Tja, zeg me anders eerst eens alsjeblief, dan overwegen we misschien chaos en rwina.

“Post-punk” zo kondigt muzikale AB-chef Kurt Overbergh – daar is hij weer – The Clockworks aan. Afgaand op openingsnummer “Endgame” is frontman James McGregor het daar niet mee eens. Of het volstaat toch niet. ‘We’re post-punk, post-truth, post-Europe, post-youth
Post-modern, post-faith and God, and post-post too’. Hij heeft gelijk. Er is meer aan deze naar Londen verkaste Ieren dan zomaar de zoveelste bloedbroeders van Fontaines D.C. en The Murder Capital.

Je zou ze met hun strakke 4/4-ritmes en aanstekelijke Franz Ferdinandhooks een anachronisme kunnen vinden. Maar in tijden die teleurstellen moeten we ons misschien maar vastklampen aan bands die wat uit de tijd zijn, en – we zeggen maar iets – geen Nederlandstalige hiphopmiddelmaat brengen. En verdomme, wat is “Bills And Pills” een rete-meezingbaar nummer. ‘He’d sell water to a drowning man’ raast McGregor in een verhaal dat The Streets-achtige reality echoot.

Er zijn momenten dat de post-punkstempel wel doorweegt. “Feels So Real” had in een vuilere versie van dat The Murder Capital kunnen zijn, maar drummer Damian Greaney houdt te hard vast aan zijn dansbare beats. Het klikt ook niet helemaal. Ook “The Future Is Not What It Was” is flauwer dan moet. The Clockworks zijn beter in 2005-modus, zoals de luchtvaartfrustratie “Stranded In Stanstead” laat horen.

Dat gitarist Sean Connelly zijn arm heeft gebroken is helaas hoorbaar in afsluiter “Enough Is Never Enough”. Terwijl hij wat verloren tamboerijn speelt en backing vocals voorziet, laat zijn vervanger die machtige openingsriff passeren. Ach, McGregors ‘It was a Tuesday, and it was… BLEAK’ is een even goed begin, voor een nummer dat van sterkte naar sterkte groeit: de zanger scandeert zijn verhaal, het refrein eruit. ‘These fingers are made for pointing’, gaat het, en dan realiseer je je dat het echte refrein nog moet komen; een topnummer dat dringend verschillende radio’s die naar uw nonkel en uw hoofdstad zijn genoemd moeten halen. We kijken eens over onze schouder, we dansen niet alleen: hier zijn zieltjes gewonnen.

Een oranje salopet en een truckersmoustache; Brent Vannestes gevoel voor mode is nog altijd zeer twijfelachtig, hoe hij een STAKE-setlist invult niet. Met een “Sea Is Dying” dat vroeg in de set gelost wordt is het Steak Number Eight-verleden gecoverd, dat de groep ondertussen niet langer in dat soort doemig water vaart wordt snel duidelijk. Toch hapert het vandaag een beetje in het biefstukken bootje: recht vanop het Engelse Arc-Tangentfestival lijkt de band wat moe, en je voelt het gebrek aan slaap. Echt intens wordt het nooit, en een halve set dreint de boel maar wat aan. Pas wanneer “Dickhead” de eindspurt inzet wordt de groep opnieuw wakker, maar nog niet genoeg. De belofte van een nieuw album volgende maand wordt gelost, en de groep gooit er nog twee nummers achter aan, maar ze voelen afgehaspeld. We wensen de heren een volgende keer een goeie nacht slaap en een minder hete tent toe.

‘Is hij oké?’, vraag je je onwillekeurig af halverwege de set van For Those I Love. Je ziet aan zijn ogen dat het veel vraagt van David Balfe om met deze set de zelfmoord van zijn vriend Paul Curran te eren. Verschillende keren lijkt hij op breken te staan, maar de woede en het verdriet houden hem recht, net als de microfoonstandaard met die ruiker bloemen die hij over heel het podium meesleept. Want kwaad is het begonnen. Balfe stuiterde het podium op, en attaqueerde in “Top Scheme” de Ierse maatschappij, dat ‘neoliberale wonder’, dat Curran en een generatie jongeren na de financiële crisis van 2008 in wanhoop achterliet. In “You Stayed / To Live” duikt hij het verleden in, over een elektronicatrack die scherpe synths en dansende beats combineert. En hij vertelt over een jeugd vol onschuldige, puberale toestanden.

Het is de manier waarop hij je bijna persoonlijk lijkt aan te spreken, die zo intens voelt. Met de vlag van Currans favoriete voetbalploeg om zijn hand gewikkeld, is het raven en huilen tegelijk. “I HAVE A LOVE” brult Balfe wanhopig, “AND IT NEVER FADES”. Er zit verbetenheid in, weggeslikte tranen. In “The Myth / I Don’t” is zijn maat voor altijd weg, en stort hij in. Hij zit aan de grond, zoekt heil in de drank. “Red eyes and red credit / Searching for ways to get out of this state on Reddit”. Maar, houdt hij zich voor: I have value, my mates and my Ma said it.” De soundtrack bestaat uit beats die als oud-Testamentisch onheil uit de lucht vallen, synths als messteken.

Vorige week had Billy NoMates nog op zijn minst haar laptop bij zich, Balfe staat alleen op dat podium. En toch houdt hij je in zijn eentje vast. De manier waarop je iets brengt is alles; zijn intensiteit laat geen ruimte voor halfslachtig kijken. ‘Bedankt voor jullie geduld’, klinkt het, nadat hij tijdens “The Shape Of You” met zijn rug naar ons naar de visuals stond te kijken. Hoeft niet, het leek niet eens lang te duren.  In “You Live / No One Like You” lijst hij de manieren op waarop Curran blijft leven. Op het scherm passeren oude foto’s: 2007, 2008, 2014; je ziet hen verouderen tot er plots maar één overbleef. De vraag ‘What happend to my best mate?’ blijft over. En dan is hij weg, nog voor je hem een knuffel kunt geven. Geen idee of dit soort optredens echt voor plezier zorgen, maar laat het geweten zijn: Balfe heeft zijn maat het mooist mogelijke leven na de dood gegeven.

In de Marquee blijkt iemand ondertussen gegroeid. Aurora is nog altijd niet de toekomstige headliner die we ooit op een Slovaaks festival zagen ingehaald worden, maar zowel de show die de Noorse brengt, als de ontvangst, zijn een pak indrukwekkender dan de laatste keer dat ze hier was. Tegen de achtergrond van een immer verkleurende maan staan zij en haar volledig in het wit gestoken band haar sprookjesachtige pop te maken.

Soms heeft dat tegenwoordig iets te veel beats in vergelijking met vroeger, maar net zo goed passeert een oudje als “Running With The Wolves” dat eerder naar bombastische Florencepop neigt. Aurora is ondertussen haar gewoonlijke zelve — beetje elfje, beetje björk (als dat niet het zelfde is), beetje Kate Bush — huppelt in een wit-kanten corset van links naar rechts, every inch het vreemde meisje. Benieuwd of ze volgende keer weer een stapje op de ladder mag zetten.

En daar worstelt er een groep met zijn erfenis. Twee zomers lang teerde Shame op zijn geweldige debuut Songs Of Praise, tegen dat de pandemie haar tanden in het concertleven zette, was de groep dat opzwepende punkgeluid beu. Wat doe je dan als je publiek duidelijk nog altijd komt voor die anthems? Doseren. Spaarzaam worden die lievelingen gelost tussen werk uit opvolger Drunk Tank Pink en de nog te verschijnen derde die de groep liever zou spelen.

Shame @ Pukkelpop 2022 (Joren Van Utterbeeck)Heel even voelt het ook alsof frontman Charlie Steen zijn edge kwijt is. Daar staat hij dan, die wat taaiere, cerebralere nummers te brengen, waar je zit te wachten op de publieksmenner die in bloot bovenlijf de hekkens bestijgt. Zelfs al is “Alphabet” een eerste echt punky opstoot, en wordt ook het nijdige “Concrete” vroeg gelost, er gebeurt weinig tot de groep dan toch maar “Tasteless” uitpakt.

Dit is neuken na dertig jaar in de nor, en waar het energieke optredens betreft is dat ongeveer ook hoe het is geweest. De moshpit vomt zich tot bijna aan de PA, en terwijl de band zich smijt, kolkt alles aan hun voeten. En toch voelt de groep de nood alweer gas terug te nemen voor een ballad-achtig nummer, en ook “Born In Lutton” is met zijn dwarse gitaar niet het soort bommetje dat hier nodig is. Het pandemonium keert pas terug met “One Rizla” en afsluiter “Snow Day” waarin Steen nog eens het publiek induikt, om netjes de roze diadeem van een meisje over te nemen. Was dat drunk tank pink? We vragen het hem bij het volgende interview, als die nieuwe plaat uitkomt.

Wet Leg @ Pukkelpop 2022 (Joren Van Utterbeeck)

Mogen wij verder geamuseerd genuanceerd sceptisch zijn over het wel heel erg overdonderende succes van Wet Leg? Op de rug van één hitje krijgt het Britse duo een volle tent voor zich, maar dat lijkt toch wel heel geflatteerd. Erg veel focus leggen Rhian Teasdale en Hester Chambers immers niet aan de dag, liever gibberen ze wat over het reuzenrad wat verder op het festivalterrein. Het was namelijk in een miniversie daarvan op het End Of The Roadfestival dat ze na een optreden van IDLES besloten samen zelf ook een band te beginnen. Leuk verhaal, maar de resultaten zijn wisselvallig. “Ur Mum” is een aardige, zonnige popsong, die voor genoeg deining zorgt – dank u, Studio Brussel –”I Wanna Be Abducted (By a UFO)” is vooral een goeie songtitel.

Het is wachten op dat “Chaise Longue”, koket parlando, rammelende rock, dansend orgeltje, voor de band nog eens op scherp staat. “Excuse me?”, klinkt het verveeld, “WHAT?” brult het publiek terug. Grappig, aanstekelijk, maar voorbij voor je het weet. Als Wet Leg op dit moment aan één iets doet denken dan wel een one hit wonder. Angel Corpus Christie, bijvoorbeeld. Ja, die was u ook alweer vergeten hé? Dat orgelriedeltje duidelijk nog niet, want dat zingt het publiek nog even verder. Pakken ze hen en ons niet meer af. Ook goed.

We zijn opnieuw aan het dwalen geslagen, weer eens in dat Vall-EY beland. ‘Life is a vieze cirkel’ waarschuwt Maya Mertens, en daar is natuurlijk niets van gelogen. Een slogan heeft ze al, een tweede ook: ‘Heimwee naar de meisjes die ik had kunnen zijn’ gaat het existentieel een nummer verder. Mertens is als Vieze Meisje alles wat je op Pukkelpop soms mist: experimenteel, dwars, lastig, uitdagend. ‘We zitten op een derde van de duiveluitdrijving’ stelt ze tevreden vast, en ze kladt ‘vieze’ op het ‘Vall-EY’-bord boven haar hoofd. Raar meisje, maar eigenlijk best proper op haarzelf, en dat gaat ook op voor de volgende act.

Weer een wei verder stuiten we immers op Yard Act, dat de cleane versie van all new things vuil wil zijn. Ja, het is post-punk, maar niet zoals IDLES dat brengt. En ja, die parlando doet wat denken aan The Fall, maar niet zoals Charlie Steen die tegenwoordig impersoneert. Erger: frontman James Smith ziet eruit als een student sociologie met meer meningen dan studiepunten, en zo klinkt hij ook. Mocht hij Stijn Meuris kennen, hij zou diens ‘ik heb geen grote mond, er komt gewoon veel uit’ citeren, want God, wat heeft de man praats. Het ontlokte (mla) eerder dit jaar een aanstekelijk kwaaie recensie, vandaag proeven we de pudding live, en blijkt het beter mee te vallen dan dat.

De beste benadering is om dat hele post-punkidee te laten vallen. Wie de hoop op vuile rock-‘n-roll loslaat hoort cleane, efficiënte funkrock op zijn Talking Heads, met een frontman die geen moment zijn bek houdt. Zelfs tussen de nummers bulkt hij nog van de opinies, over de voordelen van broeken shoppen in Antwerpen, bijvoorbeeld. ‘Belgium’s one of the most efficient countries I’ve ever been. And that’s a compliment’. Oké, dan James.

Rond hem staan Ryan Needham (bas), Sam Shjipstone (gitaar) en Jay Russell (drums) puik te musiceren. De baslijnen stutten elk nummer, Shjipstone heeft maar in te kleuren. In “Land Of The Blind” spelen ze een fijn ‘papapapa’-end koortje, “The Overload” is de single met het meeste doorbraakpotentieel. En toch heeft het met dat eeuwige sprechgesang ook iets van een “Parklife” dat nooit stopt, een gimmick die al lang is uitgewerkt. Voor ons danst een meisje wild op elk noot die de groep speelt. We wilden dat we het ook zo voelden, maar helaas.

‘This is the shortest, sweetest time we’ve spent here with you’, bedankt Karl Hyde aan het einde van de set. Want Underworld mag er dan wel bij zijn van de eerste keer dat Pukkelpop schoorvoetend dansmuziek op zijn affiche toeliet, dat wil niet zeggen dat een groep die over zijn commercieel hoogtepunt is, zomaar meer dan een uur speeltijd kan krijgen. Hyde en knoppendraaier Rick Smith malen er verder niet om, en knallen zoals ze dat hier om de paar jaar wel eens komen doen: met een set die het midden houdt tussen greatest hits en nieuw materiaal.

Nieuw, dat is “S T A R”, oud, dat is bijvoorbeeld een “Rez”/”Cowgirl”. Het klinkt allemaal even puik als vanouds, met Hyde die als pensioengerechtigde Bompa Rave tekeer gaat achter de microfoon, terwijl Smith zorgt dat beats, synths, en samples knallen en kletsen. Verder songtitels citeren is onnodig: Underworld gedijt het best als één lange trip die stuwt en opbouwt, tot het aan het einde als vanzelf tijd is voor “Born Slippy”. “Lager lager lager” riep u nog eens mee. Dat was niet meer dan een bonus; wat vooraf kwam, was wat echt van tel was.

Het slotakkoord is aan Viagra Boys dat door een grijnzende (pf) een keer te veel met Village People wordt vergeleken. Toegegeven: er valt op het podium een cowboyhoed en enig leer te bespeuren, maar if so: The Village People uit The Upside Down. Kijk, als dat meisje van daarnet eens wil leren wat vies is, dan kan ze dat hier.

Viagra Boys is vuil en groezelig, als de met etensresten opgestapelde tafeltjes naast de Club ondertussen zijn. De sfeer is die van The Cramps: vuile grooves, maar dan gedreven door synths en een sax die zijn stinkende goesting doet. En daarvoor? Sebastian Murphy, de grootste vetzak aan deze kant van Boris Johnson.

Viagra Boys @ Pukkelpop 2022 (Joren Van Utterbeeck)“I ain’t nice”, snauwt hij in “Ain’t Nice”, maar dat hadden we zelf wel al door. “Troglodyte”? Ja, dat geeft ook zo ongeveer een idee van de fijnbesnaardheid van dit gezelschap. Werkt goed, zo op dit uur. “Shrimp Shack” is het vijftien minuten durende orgelpunt, waarin de bas alweer een veld – had Chokri de eigenaar van de wei beloofd – zaaiklaar omploegt, Murphy op reis gaat over het publiek terwijl hij allerhande onsmakelijke praktijken aan onze moeder belooft; vet en vettig tegelijk.

Terwijl we langzaam de steven richting slaapzak wenden, twijfelen we: misschien toch maar even naar huis bellen, dat ze daar weten wat er aan komt.

Beeld:
Jan Van den Bulck, Joren Van Utterbeeck (Indiestyle)

aanraders

verwant

We Are Open

9 februari 2024Trix, Antwerpen

Twee dagen, 46 bands. Meer dan veertien uur muziek....

2 Many DJ’s

19 augustus 2023Pukkelpop, Hasselt

Osees

19 augustus 2023Pukkelpop, Hasselt

Steve Lacy

19 augustus 2023Pukkelpop, Hasselt

Dry Cleaning

19 augustus 2023Pukkelpop, Hasselt

recent

I.M. Steve Albini

Steve Albini is overleden. Een hartaanval. Volgens sommige berichten...

The Lemon Twigs :: A Dream Is All We Know

De Amerikaanse band The Lemon Twigs komt terug met...

Emperors Of Nothing

De wandaden die binnen de muren van onze gevangenissen...

St. Vincent :: All Born Screaming

St. Vincents zevende slaat je flink op je donder,...

Adrian & Regis Hautiere :: Het Weeskind van Perdide: 1. Claudi & 2. Silbad

Uitgeverij Lauwert waagt zich naast vaak gesmaakte graphic novels...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in