De zesde plaat van Cate Le Bon klinkt als een modern schilderij op een tweeduizend jaar oud canvas.
Er bestaat een plaats waar ooit tweeduizend mensen helse pijnen uitstonden voordat hun lichamen door vulkanische as verkoolden – en waar je vandaag sleutelhangers kunt kopen. In Pompeii onderwerpt Cate Le Bon die bizarre paradox aan een inspectie: hoe slagen we erin om pure horror en frivoliteit met elkaar te rijmen?
Het is niet de eerste keer dat de Welshe zanger en producer weerklank geeft aan zulke uitwassen van de menselijke natuur. Op Reward, haar schitterende vorige plaat, probeerde Le Bon te capteren hoe absolute eenzaamheid klinkt. Op Crab Day (2016) zong ze dan weer hoe ze door een misrekening van haar ouders haar verjaardag bijna drie decennia lang op de verkeerde dag vierde – en wat dat deed met haar realiteitsbesef.
Op deze nieuwe plaat verkent Le Bon thema’s als absurditeit, chaos en tijd. Die rabbit holes gaan diep, maar intussen weet Le Bon hoe ze erin kan navigeren. De sound die ze de voorbije jaren heeft ontwikkeld – eigentijdse artpop met een oude ziel – komt hier tot volle wasdom. Pompeii is een kleurrijk samenspel van synths, koperblazers, gitaar en stem – een landschap waarin complexe arrangementen geen hindernis vormen voor aanstekelijke melodieën en refreinen.
Maar de eerste selling points blijven Le Bons stem en frasering. In opener “Dirt on the Bed” waaien haar woorden de strofes binnen op de vreemdste momenten, als halfvergeten dromen. En de toonbuigingen die ze maakt in ‘French Boys’ geven haar falset een clair-obscureffect dat je in totale vervoering kan brengen. Het is bijna een geluk dat de song verder nogal mak klinkt.
Single “Moderation” is de beste song op deze plaat – en wellicht een van de betere nummers die Le Bon ooit schreef. Blazers en een psychedelische gitaar groeien uit boven een baslijntje dat weigert nÃét met de heupen te schudden. Het huppeldanst als een twintigjarig bloemenmeisje maar spreekt de woorden van een zeerot die nergens nog aansluiting vindt: ’I want to cry, I’m out of my mind / Trying to figure it out’. Cate Le Bon roept David Bowie, Kate Bush en Roxy Music op, en klinkt toch weer compleet als Cate Le Bon.
Beter dan dit wordt het niet, maar ook niet slechter. In titelsong “Pompeii” zijn de synths dikvloeibare DalÃ-klokken. Een zweem van droefenis hangt over Le Bon wanneer ze zingt: ‘I’ve pushed love through the hourglass / Did you see me putting pain in a stone?’ In ‘Running Away’ omschrijft ze de uitbarsting van de Vesuvius als ‘the fountain that empties the world’, de aswolken en lava zijn ‘multidirectional love’. Dat alleen al maakt het een mooie song. Tijdens de outro van “Cry Me Old Trouble” zetten we met een zeilboot koers naar de dag zonder gisteren, “Remembering Me” hunkert naar de eighties.
Pompeii is een uitzonderlijk sierlijke evenwichtsoefening tussen diepgang en lichtvoetigheid. Wat deze plaat nog indrukwekkender maakt: ze is een bijna-soloproject. Met uitzondering van de drum- en saxofoonpartijen nam Le Bon alle instrumenten en zanglijnen voor eigen rekening. Dat is deels de verdienste van de pandemie, die iedereen op hetzelfde moment tot stilstaan bracht. Voor Le Bon moet het geleken hebben alsof de tijd op zichzelf terugplooide, net als op die ene dag in 79 v.Chr. ‘Raise a glass in a season of ash’, zingt ze in afsluiter “Wheel”, ‘And pour it over me’. Le Bon dook in een bodemloze put van absurditeit en vond er een kloppend hart. Een opsteker.