Bijna op kousenvoeten heeft het Gentse bwaa-label de voorbije jaren een reputatie opgebouwd met een reeks platen van artiesten die koppig hun eigen ding doen – Kreis, Suura en Lennart Heyndels om een paar voorbeelden te noemen. Of Kabas dat met Eugenie een van de betere Belgische releases van vorig jaar uitbracht. Twee leden van laatstgenoemde band, Thijs Troch en Nils Vermeulen, zorgen nu met een gedeeld album voor de vijftiende release van het label.
Contrabassist Nils Vermeulen en pianist Thijs Troch hebben beiden al een welgevuld curriculum vitae. Naast Kabas en Jukwaa, waar de twee deel van uitmaken, speelt Vermeulen ook bij onder andere Uma Chine en Frame Trio, terwijl Thijs de dienst uitmaakt bij Keenroh, Hypochristmutreefezz en Nordmann. Op dit album nemen beide artiesten – Vermeulen onder het pseudoniem Smolikas – een plaathelft voor hun rekening. Het resultaat is de uitkomst geworden van een zoektocht die beide artiesten aflegden in het verdoemde jaar 2020 toen de lockdowns het artiestenleven lamlegden.
Wat meteen opvalt, is dat beide heren hun vertrouwde instrumenten bijna volledig links lieten liggen. Geen contrabas of piano, maar wel gitaren, banjo’s, synths, viool en – in het geval van Vermeulen – het intrigerend omschreven “andere vreemde objecten”. Het switchen van instrumenten voor een album is iets wat hun in de jazzgeschiedenis al door een paar grote namen is voorgedaan. Zo nam bassist Charles Mingus plaats achter de toetsen voor z’n solo-album Mingus Plays Piano en speelde saxofonist Ornette Coleman plots trompet op Jackie McLeans New And Old Gospel, om maar een paar bekende voorbeelden te noemen.
Nils Vermeulen neemt de A-kant van de plaat voor zijn rekening. De banjo zorgt voor een folky sfeer, waarbij echo’s van Jack Rose of Nathan Bowles opduiken. De sfeer is rustig, waarbij op “Atlas” Keltische elementen komen bovendrijven. Onder de waterlijn zitten er echter bevreemdende elementen die voor een mysterieuze sfeer zorgen. Op het afsluitende “A Tree Walks Into A Bar” schildert Vermeulen het nummer met dromerigere pasteltinten. Het resultaat voelt toegankelijk en zacht aan, maar heeft toch genoeg weerhaakjes om de luisteraar vast te houden.
Abstracter gaat het er aan toe op de albumhelft van Thijs Troch. Hier wordt er tijd genomen, de muziek schrijdt stapvoets voort. De synths vloeien, een banjo zorgt voor sfeer. Zacht golvend zoals op “Waaden” of “Okeanós”, langzaam opbouwend op “Spreng”. Het is niet de muziek van de grote emotie. De stoorzenders zitten hier subtiel in de nummers verwerkt – zie bijvoorbeeld “Koren” – al maakt dat de impact er daarom niet minder op. Daartegenover staan er momenten van ingehouden dissonantie, die ervoor zorgen dat het geheel niet zomaar voor een gat te vangen is.
Hoewel beide muzikanten apart aan hun deel werkten en er duidelijke verschillen tussen de resultaten zijn, valt het tegelijk op dat er qua sfeer toch een eenheid in het album zit. Een nieuwe boeiende stap op het pad van twee muzikanten die niet voor een gat te vangen zijn. Split LP is geen hapklare brok, maar zorgt voor een indringende luisterervaring.