De afgelopen tien jaar hebben weinig bands zo consistent, onvermoeibaar en consequent aan hun weg getimmerd als het Canadese Suuns. ‘The Witness’ is alweer hun vijfde, maar tappen ze al niet te lang uit hetzelfde vaatje?
Onderkoelde zang, lang uitgesponnen synths en messcherpe gitaren. Het is iets tussen krautrock en slowcore in, en dat maakt van Suuns zo’n boeiende band. Zanger Ben Shemie herken je ook nu uit de duizenden, al is zijn ogenschijnlijk ingehouden agressiviteit over de jaren uitgevlakt, parallel met de verbreding en vooral de grootsere sound van zijn band.
Net daarom komt ‘The Witness’ over als eerder gezapig. Is Suuns op de grenzen gebotst van hoe ruim ze kunnen klinken? Het zou interessant zijn, mochten ze daarom teruggrijpen naar het oorspronkelijke recept uit 2010, maar Suuns zou Suuns niet zijn als de band niet altijd vooruit blikte. Anderzijds kan je je de vraag stellen of dat nu niet iets te krampachtig gebeurt en Suuns bijgevolg wat tussen twee uitersten blijft hangen. Of, anders gesteld: heeft die zoektocht naar nog een evolutionaire stap niet automatisch geleid naar de (inmiddels niet meer zo) vernieuwende sound waar ze in 2010 de wereld mee verrasten?
Niet echt. Dat is zowel goed als slecht nieuws. Het goede: Suuns blijft compromisloos en zoekt de maagdelijke muzikale paden op. Het slechte: ‘The Witness’ klinkt een beetje als een bloedloze versie van ‘Zeroes CQ’. Hun debuut dus. Op opener ‘Third Stream’ is er nochtans niets aan de hand: dit nummer gooit meteen al het beste van Suuns op tafel, met slick gitaarspel en een bijzonder sfeervolle productie. Maar met dit lekker lang uitgesponnen nummer blijken ze hun beste kruit al verschoten te hebben.
De zoektocht naar minder voorspelbare melodieën klinkt op ‘Witness Protection’ en vooral ‘The Trilogy’ (nochtans een puik gearrangeerde track) te veel door, waardoor sommige stukjes lyrics op een vreemde en ietwat cringy manier benadrukt worden. Weg zijn de spanning, het minimalisme en het mysterie die inherent waren aan Suuns. ‘The Witness’ wiegt ook in slaap. Iets wat Suuns op zich wel kan – op een goeie manier – al komt het nu niet zozeer door de ingetogenheid, maar net door een gebrek aan spanning en een meanderende sound waarin op de achtergrond ook regelmatig natuurlijke geluiden te horen zijn. Slecht zijn nummers als ‘Go to My Head’ zeker niet, maar wat een contrast met de onderkoelde boosheid van weleer.
Het zou absolute onzin zijn om dit album als een slecht Suuns-werk of een stap in de verkeerde richting af te doen. Met een groter gebruik van autotune, sporadische sax (zie ‘Clarity’) en de al genoemde echo’s van hun debuut valt hier zowel voor de fan als de toevallige ontdekker – het is daarvoor nooit te laat – genoeg te halen. ‘The Witness’ is misschien die awkward fase tussen een oude en een nieuwe versie van een band die inmiddels gepokt en gemazeld is en heel goed weet wat het doet. De nadruk op meer sporen, rijkere arrangementen en subtiliteit lijkt hier een nieuw tijdperk in te luiden. Het album faalt alleen maar als het gaat om de signatuur van Suuns, namelijk die onderhuidse spanning. Maar dat was vroeger. Deze nieuwe incarnatie van Suuns went misschien nog wel. Op basis van hun staat van dienst is het vanzelfsprekend om hen het voordeel van de twijfel te geven.