Op hun zevende album keren The Killers terug naar hun roots. Met een plaat over het working class hart dat ergens in de Amerikaanse staat Utah klopt, boort Brandon Flowers nog iets meer naar zijn inner Bruce Springsteen dan gewoonlijk, maar de songs op Pressure Machine vinden helaas nooit de nodige diepte.
Brandon Flowers is er de mens niet naar om met de vingers te zitten draaien. Toen Imploding The Mirage, de zesde Killersplaat, vorige zomer in de plooien tussen twee lockdowns verdween, zonder een flinke tour om die te promoten, was het dus snel beslist: The Killers zouden meteen een zevende opnemen. Die is er nu, en blijkt een iets andere affaire te zijn dan we gewoon zijn.
Want ja, Flowers kan dat dus: zingen zonder pathos. Zoals bij ons livemuziek tijdens de lockdown al te vaak herleid werd tot Milow-achtig gezemel, zo hebben ook The Killers alle knoppen wat teruggeschoven; van elf naar een gezapig vijfje. En dus begint opener “West Hills”, waarin de frontman het decor en thema van deze nieuwe plaat schetst erg ingetogen. En wanneer hij dan toch even in galmen dreigt uit te barsten, is er gelukkig producer Shawn Everett om net – nét! – op tijd de schuiven weer dicht te trekken; saved by the bell.
Tussen de songs in mogen de inwoners van Nephi aan het woord komen. Ze vertellen over de opoïdencrisis, die net als overal in de Verenigde Staten ook ginds hard toesloeg. Over het leven als fabrieksarbeider. ‘I spent my best years laying rubber in a factory line’, zucht een personage, ‘I wonder what I would have been in another life’. Het had van Bruce Springsteen kunnen zijn. Het probleem is dat je dat soort workmans talk van The Boss wel pikt, maar als Flowers het doet, het voelt als een verkleedpartijtje: de adellijke jonker die eventjes arbeider speelt. ‘Ain’t nothing wrong with working class’? Dat soort zin mag je pas zingen als je ’s ochtends effectief veel te vroeg uit je bed moet, Brandon.
Dat draaideurgitarist Dave Keuning – nu doet ie eens mee, dan weer niet – deze keer opnieuw aan boord is hoor je. Weg zijn de plastieken synths die ‘Imploding The Mirage’ zo kleverig maakten. Pressure Machine is een verrassend klassieke rechtdoorzeeplaat geworden; zo eentje met stapvoetse ballads als ‘Cody’, die dan toch weer mogen openbarsten. Want Killers gonna Killers.
De beste momenten zijn die waar The Killers dat kunnen laten. Het delicaat gezongen “Runaway Horses”, met Phoebe Bridgers te gast, is een zeldzaam hoogtepunt, en ook in de titeltrack slaagt Flowers er in al zijn bombastische neigingen te onderdrukken. Het kan dus, maar tegen de kampvuren slottrack “The Getting By” gaan The Killers ook in deze modus uit de bocht.
Daartussen hebben we nog “Sleepwalkers” en “Desperate Things”, derderangs-songs die voelen voelen als demo’s voor een doordeweekse Killersplaat die nooit is opgeleverd. “In The Car Outside”. Een afleggertje van vorige platen, met eightiessynths. Het voelt allemaal als hard proberen, maar altijd net onder de lat schieten.
Mogen we er een boutade tegen aan smijten? Wel dan: deze Killers zijn hun killer instinct kwijt.