Berlin Alexanderplatz is een monument. Niet alleen was de roman van Alfred Döblin uit 1929 een van de belangrijkste van zijn tijd en van de twintigste eeuw tout court, er is uiteraard ook de ijzersterke televisieserie van Rainer Werner Fassbinder uit 1980 (eerder was er ook al een weinig bekende Duitse verfilming uit 1931). Zo’n monument opnieuw aanpakken is dan ook altijd een heikele opdracht. Regisseur Burhan Qurbani bouwde echter met Shahada en Wir sind Jung, Wir sind Stark, ervaring op met het portretteren van het Duitse sociale en politieke leven en waagt zich nu veertig jaar na Fassbinders versie, aan een nieuwe kijk op het bronmateriaal.
Voortbouwend op de thema’s uit zijn eerder werk, verplaatst Qurbani het verhaal van de arbeidersbuurten ten tijde van de Weimar-republiek naar het moderne Berlijn en is het hoofdpersonage Franz Biberkopf nu de Afrikaanse vluchteling Francis B. (sterke vertolking van Portugees-Guinese acteur Welket Bungué). Die veranderingen willen ook zeggen dat het decor waarin alles speelt beduidend anders is dan in vorige versies en de intrige zich ontvouwt in en rond de mondaine clubs en LGBTQ bars van de wereldstad. Dat laatste geeft meteen ook aanleiding tot een scène die het gevoel van drugs te nemen evoceert, iets waar regisseurs de laatste jaren maar geen genoeg lijken van te kunnen krijgen.
De verandering in tijd en ruimte, wijzigt echter niks fundamenteels aan het verhaal over een tragische ziel die probeert het inherent goede deel van zichzelf te voeden, maar neergehaald wordt door luttele zwakke momenten en zijn niets ontziende omgeving. De Franz B. uit de roman spoelt nu in Europa aan als bootvluchteling met een duister verleden en komt terecht in Berlijn. In vijf hoofdstukken volgen we zijn opgang en val, wanneer hij probeert een leven uit te bouwen en oprechte liefde vindt, maar verstrikt raakt in misdaad en de manipulaties van de gestoorde kleine misdadiger Reinhold (eveneens een sterke rol door Albert Schuch die vooral faam opbouwde in Duits televisiewerk). Het sterk gestructureerde drama uit de literaire bron wordt grotendeels bewaard, maar het script slaagt erin om toch andere aspecten naar de voorgrond te laten komen. Dit is dan ook een bewonderenswaardig voorbeeld van een goede manier om aan quasi onaantastbaar geacht erfgoed toch een eigen visie op te leggen.
Waar Qurbani ook in slaagt, is om geen loutere gevangene te zijn van de tekst van het origineel, maar aan zijn film ook een sterke visuele intelligentie op te leggen. Die is te vinden in de vaak subtiele observatie van de reacties van personages, verborgen in kleine nuances van de cameravoering. Die is ook te vinden in knap spel met licht en camerahoeken, maar evenzeer in knipogen naar de periode en setting van de roman, zoals de opvallende zwarte pruik die Mietze, de liefde van Franz (Jella Haase) draagt tijdens een cruciale ontmoeting en die een mooie hommage is aan de grote rol die Louise Brooks in 1929 speelde in de klassieker van Georg Wilhem Pabts: Die Büchse der Pandora. Dat wil niet zeggen dat Berlin Alexanderplatz anno 2020 zich niet af en toe vergaloppeert. Zo zijn de nadrukkelijke voice-over en de innerlijke bespiegelingen van de personages soms wat van het goede teveel en is de prent – zeker naar het eind toe – niet wars van het nodige effectenbejag.
Elke nieuwe versie van Döblins magnum opus, zal evenwel schoonheidsfouten vertonen en is gedoemd om te verbleken bij de overweldigende interpretatie van Fassbinder. Dat neemt niet weg dat dit een bijzonder verdienstelijke poging is die meer dan de moeite – en de looptijd van 3 uur – waard is.