Sommige mensen zijn nu eenmaal gemaakt om droefgeestige nummers te schrijven. John Moreland is daar een uitstekend voorbeeld van. Met LP5 – zijn, u raadt het nooit, vijfde album – keert hij terug naar het sobere van zijn oudere werk. Maar dan wel met een paar accentverschillen.
Zijn vorige album Big Bad Luv uit 2017 was het eerste album dat Moreland niet in eigen beheer of bij een klein label uitbracht, maar bij het prestigieuze Britse label 4AD. Het was ook een plaat waarop de muzikale aankleding wat voller was, en waarop hij als recent getrouwde man wat vrolijker klonk dan gewoonlijk. Maar op LP5 heeft hij de Britse stal alweer verlaten en is de muzikale aankleding opnieuw een flink pak ingetogener. Niet dat het helemaal een terugkeer is naar zijn oudere werk, de elektronische aankleding van een aantal nummers duidt wel degelijk op een nieuwe marsrichting. Het gebruik van elektronica mag in rootsmiddens dan wel het equivalent zijn van vloeken in de kerk, je moet al een serieuze pilaarbijter zijn om je hier aan het subtiele gebruik ervan te ergeren.
Het is ook de eerste plaat waarop Moreland een beroep doet op een externe producer, met name Matt Pence van wijlen Centro-Matic. Verder werd hij in de studio bijgestaan door bassiste Bonnie Whitmore en multi-instrumentalist en compagnon de route John Calvin Abney. Samen zorgen ze voor een eenvoudige en smaakvolle begeleiding waarin Morelands licht roestige, maar toch warme stem helemaal tot zijn recht komt. Luisteren naar een album van Moreland is immers altijd een beetje als luistervinken bij een therapeutische sessie. Besognes, twijfels, onzekerheden, Moreland deinst er niet voor terug om ze op plaat te zwieren als een soort exorcisme voor de kunst.
Religie is een centraal thema op een aantal nummers. Op opener “Harder Dreams”, bijvoorbeeld, waar de doden op televisie naar de oorlogen kijken en lachen met religie. Die twijfels uitten zich bij Moreland ook in de wispelturige goden die “East October” bevolken, een nummer waarin Moreland stilstaat bij de zoektocht naar zijn plaats op deze wereld. Op “In Times Between” reflecteert hij dan weer over het overlijden van vriend en muzikant Chris Porter, die een paar jaar geleden omkwam bij een verkeersongeluk. Maar gelukkig is het niet allemaal kommer en kwel op LP5. Het knappe, wat koortsige “When My Fever Breaks” is opgedragen aan Morelands echtgenote, de visueel artieste Pearl Rachinsky.
Hoe zit het nu echter met die elektronische elementen op het album? Die zijn vooral behoorlijk genuanceerd. Op “A Thought Is A Passing Train”, bijvoorbeeld, speelt de synthesizer een belangrijke rol, maar toch blijft het nummer als een volbloed rootsnummer klinken waarin de laid back-sfeer van JJ Cale hoorbaar is. Hier en daar worden wat drum loops verwerkt, zoals in “Terrestrial” of “I’m Learning How To Tell Myself The Truth” – op dat laatste nummer zingt Will Johnson (Centro-Matic) mee – maar nergens klinkt dat geforceerd of overdonderend.
Als LP5 een gebrek heeft, is het de relatieve eentonigheid van het album. Hier en daar een steviger nummer had voor wat extra variatie kunnen zorgen die het album wat meer pit had gegeven. Songs als “I Always Let You Burn Me To The Ground” en “Let Me Be Understood” zijn in alle opzichten goede, typische Moreland-nummers. Toch hadden we graag een van beide ingeruild voor een nummer dat even het adrenalineniveau een beetje de hoogte in zou jagen. Maar Moreland blijft met LP5 onze favoriete chroniqueur van de tristesse van het leven.