Een vluggertje. Van de eerste noten van No Treasure But Hope naar het afwerken van de opnames hadden Tindersticks deze keer maar vijf weken nodig. Dat geeft resultaat. Voor het eerst in lang klinkt het vijftal nog eens zinderend en urgent.
Eén voornemen. Eén. Het mocht niet klinken als voorheen, gebaande paden zouden worden ontweken. Dat mocht, want zelfs al speelde Tindersticks nooit op herhaling, na tien platen was het universum zo herkenbaar geworden dat op het voorganger The Waiting Room soms zoeken was naar de noodzaak aan meer van de groep. Mooi was het altijd, maar de lat mocht hoger liggen.
Daarom die beperkingen dus. Geen songs kapot repeteren zodat ze perfect op band komen, maar doorwerken zonder twijfelen. Dat dat werkte, hoor je op “The Amputees”. Het is dat swingende marimbariedeltje dat de single zo’n drive geeft, maar net zo goed levert Stuart Staples ook een heerlijke zanglijn af. Dat “I miss you / I miss yo uso bad” smacht zoals enkel hij dat kan.
Het valt op dat bassist/multi-instrumentalist Dan McKenna zich meer met de arrangementen is gaan bezighouden. Strijkers en blazers zijn in ruime getale aanwezig, en dat was ook alweer geleden van voor de split van de groep in 2003. Meer nog dan op zijn voorgangers durft de groep op No Treasure But Hope mooi opnieuw mooi te laten zijn. “Pinky In The Daylight” – naar eigen zeggen Staples’ eerste liefdesliedje – is lyrisch, zwierig als de beste Tindersticks tracks. De dronken zwaai waarmee dat vroeger gepaard ging, is echter verdwenen. Het is zwier om de zwier, niet omdat het de enige manier is om gracieus overeind te blijven, maar het werkt even goed. En dat Griekse gitaartje? Tja, dat krijg je nu eenmaal als je op een eiland daar in de buurt gaat wonen.
In “See My Girls” gaat de zwier op de schop. Over een vijf en een halve minuut lange, wat meer monotone track, vertelt Staples over een man die hij ooit ontmoette. Zelf had hij het kleine eiland – waar hij kranten van over de hele wereld verkocht – nooit verlaten, maar zijn volwassen dochters verkende ondertussen de aardbol. Trouw hielden ze vader op de hoogte met postkaarten die hij aan zijn kiosk vastprikte: Parijs, Rome, Amerika, maar ook oorden van ellende en verderf als de Vlaamse slagvelden, Birkenau en Cambodja. En zo heeft ook hij alles gezien.
Uiteindelijk komt het allemaal neer op die openingssong. “For The Beauty” heet die, en die is meer ambivalent dan de titel doet vermoeden. Schoonheid troost, maar schoonheid verdoemt ook. “I can’t trust it anymore or rely on its truth”, zingt Staples, en het is de perfecte samenvatting van vijfentwintig jaar Tindersticks: immer een grijze wolk met een dot van een gouden randje.