“A man’s gotta do what he thinks is best” zei John Wayne in Hondo, waarna hij later opnieuw naar hartenlust Indianen neerschoot. Met The Sisters Brothers lijken we ons in een gelijkaardig universum te bevinden. Het is pikdonker in Oregon anno 1851 wanneer we felle schoten zien oplichten in het weidse, barre landschap. Een pure western, ware het niet dat Eli Sisters vijf minuten later aan het rouwen is om een aantal gesneuvelde paarden.
Daarmee is de toon van Jacques Audiards nieuwe langspeler gezet. De Rouille et d’Os-regisseur is als Franse regisseur met een vrij zwartgallig oeuvre op het eerste zicht een onverwachte keuze voor een wilde pief-poef-paf-western. Wetende dat The Sisters Brothers een roman is van Patrick deWitt, werpt evenwel een ander licht op de zaak: onder deWitts laagje humor schuilt steeds een bittere ondertoon, een sentiment dat ook keurig gecapteerd wordt in deze adaptatie.
Charlie en Eli Sisters zijn het meest dodelijke duo aan de frontier: berucht, geducht en getraind. Hun nieuwste opdracht is niet heel anders dan anders: zoek een man genaamd Hermann Kermit Warm, folter hem wat om informatie te achterhalen en maak hem dan genadeloos af. Simple enough, maar de wetteloosheid en immoraliteit van the Far West eist langzaamaan zijn tol. Charlie stopt niet met drinken, Eli poetst dwangmatig zijn tanden en de hartelijkheid van Warm is zo ontwapenend dat Eli in een heuse identiteitscrisis belandt. Nee, dit is geen doorsnee pief-poef-paf-verhaal.
The Sisters Brothers speelt een hele film lang een spelletje Russische roulette met de ethiek. De weg naar San Francisco is niet moeilijk te vinden: “just follow the gold”. Toch zijn er obstakels: wat doet die hebzucht met een mens en wat is het waard? Het is een vraag waar vooral Eli mee zit. Ondanks zijn identiteit als cowboy kan hij zijn paard niet als mechanisch rijtuig zien, een vrouw niet als holletje om plat plezier mee te hebben en moord niet als iets noodzakelijk.
In die zin sijpelt Audiards identiteit door in het plot. De maatschappijkritiek is allesbehalve subtiel. Grote steden worden afgeschilderd als een baken van individuele onverschilligheid en geld leidt tot pure winst. De vele scènes in het donker verhullen de duisternis niet waardoor het wilde westen omsloten is. Maar Warm wil de verlichting: hij vindt dat geld juist een “stepping stone” moet zijn naar onderwijs, spiritualiteit en een vrijwel communistische samenlevingsvorm waarin geld gedeeld wordt en kansen voor iedereen toegankelijk zijn.
Uit ervaring weten we dat moraallesjes een film kunnen maken of kraken: The Circle is daar zo’n voorbeeld van. The Sisters Brothers verpakt die gevoeligheid echter snedig in een scherpe dosis humor. Charlie is zowat de ideale katalysator voor zeemzoeterigheid: “I don’t think we have ever gone this far”, zegt hij te midden de wilde natuur van de desolate bergen in Oregon. Als Eli heel naïef “you mean in our relationship?” terugwerpt, kan dat enkel op hoongelach onthaald worden. Die speelse dynamiek tussen beide broers, is wat The Sisters Brothers de stereotiepe western en het moraallesje doen overstijgen.
The Sisters Brothers is puur filmisch plezier. De shots vangen de desolate landschappen onberispelijk dankzij kundige cameravoering en de inherente schoonheid van het wilde westen. De excentrieke kleurrijkheid aan de gold rush-ervaring doet ons haast vergeten dat het best bijzonder is dat transgenderactrice Rebecca Root naadloos opgenomen wordt in een indiefilm. Daarnaast presteert de cast, bestaande uit Joaquin Phoenix, Jake Gyllenhaal en John C. Reilly, zo indrukwekkend feilloos dat Audiards nieuwe toevoeging aan z’n oeuvre automatisch een must-watch wordt. Geen zorgen dus: your closest cinema is big enough for all of us.