Hoewel Rebirth::Collective voorlopig over het hoofd gezien wordt in die hele discussie over de ‘plotse’ opleving van de Belgische jazz, is de kans gekomen om nóg maar eens een lans te breken voor deze pocket big band onder leiding van Dree Peremans. Net als Raincheck, hun ode aan het genie Billy Strayhorn van vorig jaar, is dit een erg straffe hybride op de wip tussen swing en hardbop.
Laat je trouwens niets wijsmaken: de Belgische jazz stelt het al langer dan vandaag uitstekend, zowel in de meer traditionele vleugel als in die van het jeugdige crossoverwerk, al gaat vooral die laatste met de aandacht lopen. Ergens is dat normaal: het is een verdienste van die bands dat ze recent een jonger publiek zijn gaan aanspreken, waardoor jazz plots weer verjongt, een beetje hip geworden is, en zo een plaatsje krijgt in grotere concertzalen en mainstreammedia. Maar laten we anderzijds ook niet onnozel doen: die bands komen niet uit het niets, maar timmeren al jarenlang aan de weg, waren al even de hort op van de ene club naar het volgende café, en terug. En als grotere concertzalen beslissen om plots met veel poeha de nieuwe jazz in de kijker te zetten, dan is dat niet enkel om een lans te breken voor muziek die ontdekt moet worden, maar ook omdat het intussen een veiligere investering geworden is. Jazz sells. Nu ja, een beetje toch.
Kortom: fijn dat die duchtig met elektronica en ander gesmos bricolerende artiesten eindelijk eens aan de bak kunnen voor meer dan zakgeld, maar het ziet er naar uit dat het ten koste zal zijn van heel wat artiesten die hun deel van de koek aan hun neus voorbij zien gaan en ook dag in dag uit in de weer zijn. Het zou zo ook nogal jammer zijn als het Rebirth::Collective wordt overgeslagen, want — eindelijk belanden we bij de muziek — ook dat derde album is opnieuw goed voor een aanstekelijk uurtje. Negen stukken, waarbij vooral opvalt hoe knap het album in elkaar gestoken werd, de flow in beweging blijft, en hoe aanstekelijk de thema’s blijken. De achtkoppige band (van het vorige album ontbreekt enkel trompettist Carlo Nardozza) is een goed geoliede machine die zich de songs eigen maakt met autoriteit.
Dat regelmatig wordt teruggegrepen naar klassiekers die vooral uitgevoerd werden door vocalisten, zit daar zeker voor iets tussen, maar toch. Blijft bij heel wat van dit soort albums, van iets grotere bezettingen die in de traditie duiken, vooral de drive (of het gebrek eraan) of klankkleur bij, dan zijn er hier een paar stukken die meteen in je hoofd blijven hangen. Zo gaat het titelnummer, een stuk van Cy Coleman uit de jaren vijftig, meteen van start met een flukse zwier, waarbij Rebirth::Collective klinkt als een heuse bigband. Een échte. Het is een old school geluid, nog eens aangedikt door een vet dempereffect van trompettist Jo Hermans. Het helpt ook dat de kern van de ritmesectie — bassist Jos Machtel en drummer Toni Vitacolonna — zo goed op elkaar ingespeeld is (ook bij het BJO staan ze naast elkaar) dat ze elkaar zelfs probleemloos zouden vinden in het gedender van een staalfabriek.
Ook de versies van Cole Porters “Just One Of Those Things” en Fran Landesmans “Spring Can Really Hang You Up The Most” zijn top. Het eerste start als een kerkdienst met een vage gospeltint en slaat om in een vieve swingversnelling, met weelderige arrangementen vol zwierig heen-en-weer gekets, alsof de hand van Benny Carter erin zit. En dan volgen nog een flitsende solo van Bruno Vansina op altsax, eentje van pianist Ewout Pierreux, én een denderende finale. Het andere stuk is het eerste dat het tempo fors laat zakken en wordt gedomineerd door Peremans met een solo die al helemaal zwelt van verlangen. Met “Corn ’N Oil” en “Bite The Bullet” tekent de leider trouwens voor twee uitstekende composities, die nergens overladen klinken. Vooral het laatste is een succes, met een zwengelende stuwing à la Fire Orchestra/Angles 9 (vooral door de lekker ronkende baritonsax van Joppe Bestevaar), die plaats maakt voor zwierige solomomenten (met Brubeck-referentie?), om tenslotte weer terug te keren met een pompende herhaling van die aanzet.
Het is ook fijn om te zien dat de band niet altijd kiest voor de grote klassiekers. Charlie Parkers “Au Privave”, misschien wel het minst opvallend klinkende stuk hier, wordt aangegrepen voor een vloeiend rijtje solo’s, terwijl “March Majestic” van bigbandleider Bob Mintzer trippelt met een onbezorgde, poppy lichtvoetigheid. Tenslotte wordt afgerond met een een-tweetje waar heel wat geschiedenis aan hangt. “Waltz For Debby” (Bill Evans) wordt, niet geheel onverwacht, Ewout Pierreuxs moment op het album — zowel in de tedere intro als daarna speelt hij met de meester in het achterhoofd, zonder daarom te gaan kopiëren —, maar ook Vansina waait door de compositie met een toets die nu meer Konitz dan Parker is. Sluitstuk is Ray Noble’s klassieker “Cherokee”, dat de vlam aan de loont steekt met een combinatie van potig samenspel, knappe solo’s en duchtige swing.
Opnieuw: je gaat de jonge garde die de baslijnen op Kendrick Lamar-platen of maatsoorten op STUFF.-platen probeert te ontleden vermoedelijk geen plezier doen met een album als Witchcraft, maar qua spirit en uitvoering zit dit gewoon goed. Peremans & co plukken uit de rijke geschiedenis waar ze zo van houden en komen op de proppen met resultaten waar het spelplezier vanaf spat. Het is tegelijkertijd een ode aan de song (ooit een kunst op zich) én een invulling van de gedachte dat jazz relevant kan blijven door binnen dat kader op zoek te gaan naar persoonlijk gekleurde invullingen. Wat dat betreft is Rebirth::Collective alweer goed voor een ijzersterke plaat: sterke thema’s, veel kleur en energie, en soms een swing die gevolgen heeft voor de stoelbekleding. Traditioneel, dat klopt, maar gebracht met een verve die langer dan een seizoen zal meegaan.
Het album wordt 28/9 voorgesteld in At The Bebop (Leuven). Extra data op de site.