Moses Sumneys debuutalbum verraadt dat de man niet alleen over een gouden stem en bakken songschrijverstalent beschikt, hij heeft ook een hoogst eigengereide manier om met menselijke relaties om te gaan.
Een handvol singles en twee EP’s genaamd Mid-City Island en Lamentations, meer had het internet niet nodig om de Ghanees-Amerikaanse Moses Sumney in de armen te sluiten als een van de meest veelbelovende artiesten van de laatste jaren. Natuurlijk is het al lang niet meer uitzonderlijk voor muzikanten om platgeknuffeld te worden nog vooraleer ze een volledige plaat kunnen uitbrengen. Integendeel, dergelijke succesverhalen onderstrepen juist mee het tanende belang van het traditionele album in deze vergankelijke streamingtijden.
Niet dat het debuutalbum van de 26-jarige Sumney alleen uit losse flodders bestaat: de songwriter heeft daarentegen juist een hoogst persoonlijk verhaal te vertellen over alleen zijn en emotionele onbeschikbaarheid. Inderdaad, terwijl Gloria Gaynor destijds haar hartzeer wegwuifde met een stoer “I Will Survive” en Justin Vernon een afgelegen chalet nodig had om zijn verdriet te verwerken, omarmt Sumney zijn eigen gevoelens eenvoudigweg als iets volkomen menselijks. De titel van de plaat verraadt al dat romantiek niet echt aan hem besteed is, al laat het magistrale “Doomed” horen dat er diep toch een existentiële angst schuilt om nooit liefde te vinden: “Am I vital/If my heart is idle/Am I doomed?” Het is zijn charmante manier om vraagtekens te plaatsen bij een samenleving waarin het abnormaal is om niemand aan je zijde te hebben, een maatschappij die relaties als consumptiegoederen beschouwt.
Ondanks die thematische rode draad is Aromanticism muzikaal gezien best heterogeen te noemen. Daar waar Sumneys eerdere werk al eens deed denken aan de lo-fi bedkamerfolk van Jessica Pratt, zijn dergelijke invloeden vandaag nog slechts op disparate wijze aanwezig in de bitterzoete zangmelodieën van “Plastic” en “Indulge Me”. En daar moet men niet rouwig om zijn, want de man klinkt des te overtuigender wanneer hij andere, meer idiosyncratische registers opentrekt: zo begint “Lonely World” als een doodgewone akoestische ballade – “And the sound of the void/Flows through your body/Undestroyed” klinkt het ijl – totdat de blazers aanzwellen en het nummer een grandeur krijgt waar zelfs Alt-J niet verlegen om zou zitten.
Rest er nog het prachtige “Don’t Bother Calling”, waarmee Sumney op gespeeld onschuldige wijze aangeeft dat hij het initiatief wel zal nemen als het moet: “Don’t bother calling/I’ll call you.” Het liedje krijgt een zinnenstrelende finale mee waarin de Afro-Amerikaan zijn belangrijkste troef nog eens mag etaleren: een tenor die in de lagere regionen niet moet onderdoen voor de warme vocalen van José James, maar die als falsetto ook Jeff Buckley-gewijs adembenemende hoogtes durft opzoeken. De jonge zanger zorgt er niettemin altijd voor dat zijn vertolkingen zalvend en zoet blijven klinken, en zo glijdt Aromanticism over het algemeen vloeiend voorbij zonder al te veel van de luisteraar te vergen.
De dagen van het langspelerformaat mogen dan wel geteld zijn volgens de internetgeneratie, en mogelijks gaat ook dit album slechts wat rimpels veroorzaken op het wateroppervlak. Maar misschien blijft er ook iets van hangen. Iets ongrijpbaars, dat u weliswaar anders zal raken dan het ons in de oren klinkt, maar waarvan we toch allemaal ooit zullen zeggen: dit was het geluid van september 2017, toen Moses Sumney zijn eerste echte cd uitbracht.