Tot voor kort was geluidsknutselaar Jefre Cantu-Ledesma vooral bekend omwille van experimenten in het niemandsland tussen ambient en noise. Met On The Echoing Green wordt zijn oeuvre ineens een stuk lichter.
Cantu-Ledesma is eigenlijk het typevoorbeeld van de ongrijpbare nomade. Net zoals hij via Texas en San Francisco in New York belandde, waar hij zich naast muziek ook bezig houdt met het maken van keramiek, is ook zijn muzikale productiviteit amper bij te houden. Twee decennia geleden stond hij mee aan de wieg van cultsnoepje Tarantel, dat hij rond 2006 inruilde voor een solocarrière. Het was het begin van een stroom releases op allerhande formaten, die een voorlopig hoogtepunt kende met A Year With 13 Moons (2015), waarop het bricoleren met drumritmes, gitaar, tapemanipulaties en eindeloze effecten helemaal in de plooi viel.
Voor On The Echoing Green betrekt hij er wat gasten bij op onder meer gitaar, piano en zang, om de balans toch iets meer te laten overhellen naar het terrein van de pop. Hier en daar laat hij nog altijd z’n tanden zien, want korte stukken als “Autumn” en het afsluitende “Door To Night” met z’n vogelgekwetter, duiken even in de noise, maar dat is dus van korte duur. Elders gebruikt hij de bekende ingrediënten voor een minder benauwende en – de titel suggereert het al – haast een pastorale koers die meer licht toelaat. Intro “In A Copse” moet het nog hebben van duistere piano en slome beats, maar bij “A Song Of Summer” breken de wolken open en doet een oogverblindende zon z’n intrede.
Dit is geen introspectieve ruiskunst, maar op lome bas drijvende shoegaze die meer gemeen heeft met My Bloody Valentine en (vooral) Slowdive, dan met het gedoe van voorheen. De zang van Sobrenadar (achter die naam schuilt de Argentijnse Paula García) draagt enkel bij aan het dromerig-etherische geluid. In de andere track waarin ze opduikt, “Tenderness”, wordt nadrukkelijk gelonkt naar de met synthetische beats opgesmukte 80’s pop die voor je ogen dreigt te leviteren of op te lossen. Het is een indruk die gaandeweg het album overmeestert.
Instrumentale stukken als titeltrack “The Faun” en “Dancers At The Spring” klinken erg fraai, maar wie het meer had voor ’s mans experimentele, donkerder werk, zal hier misschien iets te veel denken aan de mistige plaatjes van David Hamilton en begeleidende muziek van Francis Lai. Het voordeel is wel dat passages die hiervoor misschien minder zouden opvallen, nu een centrale rol kunnen spelen en de luisteraar bij de les houden. “Vulgar Latin” is een schizofrene collage vol abrupte wendingen en schurende texturen, maar verleent het atmosferische album een vleug van desintegratie die contrasteert met de wat zoete geluiden.
Met On The Echoing Green heeft Cantu-Ledesma misschien niet z’n beste plaat gemaakt, maar het is wel een fascinerende verschuiving die verrassende nieuwe sferen en geluiden toelaat in zijn muziek. Soms is het flirten met de gewichtloosheid, maar op z’n beste momenten bewandelt de muziek een moeilijk te bereiken evenwicht van nevelige aantrekking en spannende hypnose.