“Er zit meer in een liedje dan je denkt”, dat is sinds Among the leaves uit 2012 zo ongeveer Mark Kozeleks leuze. De laatste jaren neemt het melancholieke heerschap steeds meer genoegen met het reciteren van dagboekpassages, zoals op diens laatste album Universal Themes . In deze collaboratie met Jesu maakt hij het echter wel erg bont.
De samenwerking tussen Sun Kil Moon en Jesu, de eenmansband van Justin Broadrick, die op dit album zo goed als alle instrumenten zelf heeft bespeeld, zat er al enige tijd aan te komen. Kozeleks eigen label, Caldo Verde Records, had voordien al een EP van Jesu uitgegeven. “Like Rats” van Broadricks industrial metalband Godflesh, stond op Kozeleks gelijknamige coversalbum uit 2013, en op “The Possum” van Universal Themes stond een kort Godflesh-concertverslag. Zoveel liefde is mooi, maar een samenwerking moet ook echt iets aan beiden hun oeuvre toevoegen.
Wat al na een eerste luisterbeurt opvalt: dit album hangt muzikaal nauwelijks samen. Ruwweg valt het in twee soorten nummers uiteen: shoegaze postmetal zoals “Sally” of “Song of Shadows”, met knarsende, dreunende gitaren en slepende drums enerzijds, en melige, voorgekauwde elektronica in het verschrikkelijke “Last Night I Rocked The Room Like Elvis And Had Them Laughing Like Richard Pryor” of het dodelijk saaie “Father’s day” anderzijds. Kozelek doet zelfs geen moeite om nog iets van een liedje uit zijn dagboekpassages, observaties en talloze odes aan zijn vriendin te halen. Dat betekent weinig rijmschema’s of memorabele melodieën, en veel monotoon geleuter.
Met de grauwe, loodzware gitaartonen van “Good morning my love” willen we sowieso niet wakker worden, maar dat heeft nog iets van een refrein. In “Carondelet” bazelt Kozelek gewoon zijn banale tekst met Jesu’s zware, repetitieve gitaarpatronen (die wat van Red House Painters weg hebben) op de achtergrond. Je kan er nauwelijks iets van verstaan en het hele nummer valt nog het beste te vergelijken met tieners die slowcore-metal spelen terwijl bompa lawijt in de andere kamer nukkig loopt te schreeuwen. Niet aangenaam.
Broadrick heeft de tracks in Schotland opgenomen en vervolgens naar Kozelek gestuurd. Maar het is alsof ’ie er nauwelijks naar geluisterd heeft, vooraleer er een nummer op te schrijven. Uitzondering is het prachtige “Fragile”, door Kozelek zelf gespeeld op akoestische gitaar. Het is een welkome afwisseling en een mooie ode aan Yes-bassist Chris Squire, die vorig jaar aan leukemie stierf. Dat brengt Kozelek terug naar zijn jeugdvriend Christopher, die ook aan leukemie leed en uiteindelijk veel te jong in een auto-ongeluk zou sterven. Met de dromerige zang van Will Oldham erbij, lijkt het tedere “Fragile” rechtstreeks van Benji te komen, en dat is op dit album van harte welkom.
Daarna wordt het er niet veel beter op. We zijn nog wel te spreken over “America’s Most Wanted Mark Kozelek And John Dillinger”, een portret van het leven op tournee, en een van de weinige nummers met een interessant ritme en muzikale begeleiding. In tegenstelling tot de rest van het album, krijgt de insulaire wereld van Kozelek even kleur. Net zoals “Last night I rocked the room” eindigt het met Kozelek die een fanbrief integraal voorleest. Het resultaat is hilarisch en bevreemdend; een bevestiging van diens ego, of drijft hij juist de spot met zijn reputatie? Wie zal het zeggen?
“Exodus” en “Beautiful You” zijn qua instrumentale begeleiding in hetzelfde bedje ziek, maar Kozelek maakt er wat van. “Exodus” is een mooie ode aan ouders van overleden kinderen, geïnspireerd door de tragische dood van diens zoon, Nick Cave. Het 14-minuten lange, meditatieve “Beautiful You” is gewoon Kozelek die zijn dagboek, inclusief data, voorleest. Maar ook hier heeft het een bezwerend effect. Opnieuw maakt de artiest het punt dat alle persoonlijke ervaringen, hoe banaal ook, poëtisch zijn en betekenis hebben.
Wat Kozelek de laatste jaren doet, is misschien gemakzuchtig maar ook uniek. Zoals de boeken van Karl Ove Knausgård is zijn persoonlijke leven meer en meer met zijn creatief werk versmolten tot een onontwarbaar kluwen. Hij stelt vragen over de grens tussen autobiografie en songtekst, of er zoiets bestaat als “te persoonlijk om openbaar te maken”, het verschil tussen herinnerde momenten en leven in het moment zelf en wat een lied of songtekst nu eigenlijk maakt. Des te spijtiger dat er op dit album nauwelijks goede antwoorden staan.