Nog geen jaar na de bevestiging met One Breath, komt Anna Calvi met een cover-ep. Daarop doet ze met andermans nummers wat ze met schoonheid doet: er een zinderende spanning aan toevoegen, zoals niemand van haar generatie haar dat nadoet.
Het frêle meisje dat op het podium vervelt tot een demonische furie heeft de afgelopen jaren een reputatie opgebouwd als een slijpsteen voor muzikale schoonheid. Eeuwig meanderend tussen intimiteit en theatraliteit, zorgde ze er, met de uitbreiding van haar sound op One Breath, voor dat ze niet voor een one trick pony versleten kon worden. Bleef de plaat qua verkoop een tikje onder de verwachtingen, dan houden haar live performances en lof van pers en roergangers als Nick Cave haar vooraan in het peloton. En dat zal deze verschroeiend mooie ep evenzeer doen.
Want Calvi gebruikt de vijf songs om ook nu weer te experimenteren. Opvallend is namelijk dat na drummer Daniel Maiden-Wood, die eerder al gestopt was, nu ook multi-instrumentaliste Mally Harpaz niet meedoet op deze ep. Het trio dat van Anna Calvi oorspronkelijk een groep maakte, blijft achter in deze bocht. Enter producer Thomas Bartlett (Antony and The Johnsons, The National, Trixie Whitley) die nuances aanbrengt in Calvi’s theatraliteit, en vooral werkt met dosering en opbouw.
Dat bereikt meteen al de perfectie op “Strange Weather”, origineel van Keren Ann , waarin Calvi de prachtige zanglijnen behoudt, maar er samen met David Byrne een dosis gevaar, spanning, diepgang en messcherpe ontroering aan toevoegt. Bartlett zorgt er op piano en drums voor dat Calvi niet alle duivels uit haar gitaar ontbindt, als een rode lap die tijdig weer opgeborgen wordt. Ze zingt ook verrassend bedeesd, tussen die diepe keelklank en gefluister in. Dus ook daarin heeft Calvi nog marge. Mooiste nummer van 2014? Vraag het rond de kerstperiode nog eens – louter ter bevestiging.
Ook sterk: “Ghost Rider” van Suicide dat ze hijgt en klauwt, en waarin ze nog beter dan in het origineel flirt met een verzengende uitbarsting, op een enerverende baslijn die z’n medicatie niet heeft ingenomen. Of “Papi Pacify” van FKA Twigs, een van de beloftes van 2014: de electro-soul maakt plaats voor een schuifelende gitaar, die op een bed van strijkers zachtjes aan vertrouwen wint en uiteindelijk de hele kamer inneemt. Calvi voegt met haar stem bovendien zo’n sensualiteit toe dat het origineel wordt gedegradeerd tot voorspel. Zo zet ze op deze korte ep even grote stappen vooruit als op haar tweede plaat.
Met verder covers van Conan Mockasin (het in haar versie meer teasing “I’m The Man That Will Find You”) en David Bowie (“Lady Grinning Soul”, waarin Bartlett, op piano, en Calvi elkaar helemaal vinden) valt ook de uiteenlopende keuze op. Dat ze die vijf totaal verschillende songs tot één donker, sensueel, romantisch en persoonlijk geheel kan kneden, zegt veel. Uiteraard is ze niet aan haar proefstuk toe: eerder trok ze al songs van Cohen, Springsteen, Presley en Hendrix in haar met rode gordijnen omhulde universum binnen.
Live gebruikte ze die nummers om haar geluid te consolideren, nu om het te verbreden. Dat is net het straffe aan deze ep. Met Thomas Bartlett heeft ze een match gevonden die al doet uitkijken naar een derde plaat. Anna Calvi ademt in de nek van de perfectie.