“Just keep punching, Apollo!” is de wijze raad die Carl Weathers (Hollywood, geef die man werk en wel nu!) van Sylvester Stallone krijgt in Rocky III, wanneer de eerstgenoemde over ouderdomskwaaltjes begint. Meer dan dertig jaar later zweert Stallone nog steeds bij dit credo en zit hij voor de zoveelste keer in de hoek waar de klappen vallen in de actiethriller Escape Plan. Ditmaal staat hij echter (monsterlijk gespierde) schouder aan schouder met Austrian Oak Arnold Schwarzenegger.
Ray Breslin (Stallone) wordt ook wel de Houdini van het gevangeniswezen genoemd: de man is al uit elke zwaar bewaakte gevangenis in de VS ontsnapt met als nobel doel de veiligheid van de Amerikaanse burgers te verzekeren. Eigenlijk doet hij dit om een trauma te verwerken, wat later blijkt, maar de aandachtige kijker had dat al afgeleid uit de vermoeide puppyblik van Stallone (alsook het feit dat Stallone in elke film wel een aantal skeletons in the closet blijkt te hebben). Op een dag krijgt Breslin een goed betaalde droomjob: hij mag ontsnappen uit een state of the art, hypermoderne gevangenis. Na zijn aankomst blijkt Breslin echter erin geluisd te zijn (nog zoiets waar Stallone gedurende zijn filmografie al meermaals mee te maken kreeg) en komt hij terecht in de handen van de sadistische gevangenisdirecteur Hobbes (Jim Caviezel), die absoluut niet van zin is om de onschuldige man zijn vrijheid te gunnen. Gelukkig kan Breslin rekenen op één van zijn medegevangenen, de behulpzame Rottmayer (Schwarzenegger).
Er wordt al jaren de draak gestoken met het inmiddels pensioengerechtigde duo Stallone en Schwarzenegger en het argument dat ze zich stilaan zouden mogen gedragen met de waardigheid die hun gezegende leeftijd betaamt, valt steeds moeilijker te ontkennen. Het is dan ook aangenaam om vast te stellen dat de carrière van beide heren een nieuw punt heeft bereikt waar ze openlijk zelf de draak beginnen te steken met hun persona en ouderdom. Het wordt zo wel een pure fanboy aangelegenheid: de twee bejaarde actiehelden blaken van zelfvertrouwen en enthousiasme en lijken zich voortdurend bewust van hun hoge larger-than-life gehalte. De overweldigende camera sweep waneer Arnie voor het eerst in beeld komt, spreekt al boekdelen. Alsof de film wil duidelijk maken: dit is the money shot, dit is waarop jullie allemaal gewacht hebben.
Het heeft echter iets bijzonder ontwapenend om het tweetal met zoveel zelfrelativeringsvermogen aan het werk te zien. Het zorgt ervoor dat je als kijker sneller door de vingers ziet dat Stallone, als Michael Scofield wannabe, eigenlijk volslagen miscast is. Hij speelt zo iemand die in een oogwenk kan zien dat een schroef van metaal gemaakt is en er dan nog even bij vermeldt dat metaal tot 30% kan uitzetten bij verhitting. “But you don’t look so smart!” merkt men op. En terecht. Maar vooral Arnold staat te schitteren: zeg wat je wilt over hem als acteur, het is slechts een handvol komische talenten gegund om een wanterboarding scène hilarisch te kunnen maken. Een scène die natuurlijk vooral dient als showcase van Schwarzenegger’s alomgekende schreeuwen (er staat een montage van een goeie zeven minuten ongearticuleerd gekrijs uit heel z’n oeuvre op YouTube, voor moest u eens een dipje hebben).
Naast Arnie en Sly kan de film op rekenen op een aantal treffend gecaste nevenpersonages: Vinnie Jones speelt weer maar eens een sadistische rotzak en hoeft dus niet te veel te acteren, Sam Neill is getypecast als dokter en wat dacht je van een Islamitisch personage dat luidkeels ‘allah akhbar’ en dergelijke schreeuwt wanneer hij in de aanval gaat? (Een fatwa waiting to happen). De glansrol is echter weggelegd voor de verschrikkelijk theatrale Jim Caviezel: hij vult het personage van de gevangenisdirecteur in als een soort fijngevoelige weirdo die in zich in zijn vrije tijd bezighoudt met het opzetten van vlinders. Een hobby die blijkbaar zodanig veel evilness uitstraalt dat zelfs de meer imponerende personages ongelofelijk veel schrik van ‘m hebben. Enige echte misser tussen de personages is 50 Cent, die als token black guy wel iets weg heeft van Samuel L. Jackson’s rol in Jurassic Park. Maar die was tenminste nog enigszins overtuigend als techneut, terwijl fifty met moeite geloofwaardig een toetsenbord kan bedienen.
Hoewel de plot goed opgebouwd is en enkele spannende scènes kent, gaat de film uiteindelijk toch de mist in. De finale mag dan wel van epische proporties zijn, maar is toch niet zo overweldigend en amusant als hij had kunnen zijn. In de laatste vijf minuten slaagt de film er met onnodige en onbegrijpelijke plot twists, een afgehaspelde anti-climax en een tenenkrommend stukje dialoog tussen Stallone en zijn love interest nog in om de kijker een driedubbel facepalm moment te geven. Maar dat is Arnie en Sly natuurlijk vergeven en ik gun ze beide nog een lange carrière. Keep on punching!