“One last shot at mass communication”; dat was Postcards From A Young Man, het laatste Manic Street Preachersalbum, naar eigen zeggen. Dat de grote massa uiteindelijk besloot niet te luisteren, mag als een zegen tellen. Het bevrijdde de groep van zijn verleden, zodat er op hun twaalfde plaat eindelijk eens andere paden worden bewandeld. Rewind The Film is misschien wel hun beste plaat van de laatste tien jaar.
Eigenlijk gingen ze er weer eens voor een paar jaar tussenuit knijpen. Dat was beloofd na de overbodige singlescompilatie — de tweede al — National Treasures van eind 2011. Mogen wij daar even een “Ha, bloody, ha” tegenaan smijten? Nauwelijks een jaar na de tour die op die verzamelaar volgde, zat de groep alweer in de studio om maar liefst twee platen tegelijk op te nemen. Geen klachten echter: de eerste laat horen dat er dan toch eindelijk iets veranderd is aan het ietwat belegen rakende recept van de groep.
Zo radicaal als de plannen daarvoor bij het begin van dat hiaat werden aangekondigd, werd het echter ook weer niet. “Ik wil dat er een andere zanger in de band komt”, liet frontman James Dean Bradfield in september 2011 optekenen in Uncut, maar zo ver is het niet gekomen. Toch is er op Rewind The Film meer dan zijn stem te horen; een keur aan gastzangers mag mee de songs komen inkleuren, en dat zorgt al voor een rijker palet. Dat op een nummer na de elektrische gitaar ook aan de kant wordt gezet, is een andere koerswijziging die de groep alvast weghoudt van het heilloos geworden pad van de gezwollen pathos.
Rewind The Film is vooral de plaat waarop Manic Street Preachers de middelbare leeftijd die ze bereikt hebben accepteren en omarmen. Dat is nog het beste hoorbaar in de titeltrack waarin Richard Hawley David Axelrods instrumental “Little Girl Lost” citeert in een verlangen naar een voorbije jeugd: “I want to feel small lying in my mothers arms / Playing my old records, hoping that they’ll never stop”. Elders opent tekstschrijver Nicky Wire nog meer zijn hart. “I’m no longer the centre of the universe / A bare admission that makes it seem worse”, beseft hij in “3 Ways To See Despair”.
De band antwoordt met een ingetogen en spaarzame inkleuring. Bradfield toont zich van zijn meest klassieke songschrijverskant en laat het woord in “4 Lonely Roads” zelfs helemaal aan Cate Le Bon. In “This Sullen Welsh Heart” — een en al getokkelde gitaar — is het Lucy Rose die zijn vermoeide jammerklacht zachtjes mag ondersteunen. Het werkt wonderwel; haar zang omzwachtelt zijn kracht, vermijdt dat hij zich weer laat gaan in vocale krachtpatserij. Daarvoor is er immers de single “Show Me The Wonder”; een staaltje joyeuze trompetjespop, waarin Bradfield toont dat hij als geen ander aanstekelijke refreinen kan bedenken; misschien wel het meest directe nummer dat de groep al aan band toevertrouwde.
En de politiek vraagt u? Die is verbannen naar het gaatje, na de instrumentale overbodigheid “Manorbier”. “30-Year War” maakt echter veel goed met een virulente aanklacht tegen drie decennia Thatcheriaans beleid. “The old boy network won the war again”, gaat het in dit soort van protestlied; een laatste poging om het stof op het graf van de vervloekte Iron Lady nog eens goed aan te stampen.
“Real generosity towards the future lies in giving all to the present” is de tegeltjeswijsheid van Camus die als motto het cd-boekje siert. Manic Street Preachers hebben eindelijk hun gemakzucht overwonnen en een manier gevonden om waardig ouder te worden. Binnen een half jaar volgt Futurology, die andere plaat die begin dit jaar tegelijk werd opgenomen en vol krautrockinvloeden zou staan. We zijn op zijn minst nieuwsgierig.