Hoera! King Khan & The Shrines heeft na zes jaar eindelijk nog eens een nieuwe plaat klaar! Daarbij heeft onze favoriete Indisch-Canadese rocker naar goede gewoonte weinig muzikale vernieuwing te bieden, maar dompelt hij het publiek des te meer onder in een warm bad van nostalgische funk- en soulklanken.
Een fijne mix van punk en oude, edele genres zoals funk en soul, dat is wat King Khan nu reeds een plaat of vier met The Shrines te bieden heeft. Het resultaat valt te beschrijven als iets dat tegelijkertijd heel krachtig en toch heel feestelijk klinkt, iets dat Khan eveneens met The King Khan & BBQ Show, het project met Mark “BBQ” Sultan, waar wist te maken. Met Idle No More pakt hij het niet anders aan. Khan heeft weer alle toeters en bellen van zolder gehaald om het publiek op een lekker tripje naar het verleden te trakteren, wat bijvoorbeeld mag blijken uit het met blazers gepimpte “Bite My Tonge”, waarvoor hij eveneens een videoclip maakte. Daarin zie je hem in een amateuristische superhero-outfit door de lucht razen, een vette knipoog naar de gouden jaren zestig toen Batman nog geen rubberen outfit, maar gewoon een goedkoop carnavalspakje droeg en nog een bierbuikje mocht hebben.
Dat het qua inspiratie nog steeds goed zit, is dus wel duidelijk. Niettemin moet Idle No More toch een beetje de duimen leggen tegenover voorganger What Is?. De reden hiervoor is eenvoudigweg het niveau van het liedjesmateriaal. Waar What Is? je nog platwalste met het moddervette, Franstalige “Le Fils De Jacques Dutronc” of je op een psychedelische LSD-trip naar de jaren zestig trakteerde met het door flowerpower geïnspireerde “69 Faces Of Love”, is het hier tevergeefs zoeken naar een single waarmee je dagenlang in het hoofd blijft zitten.
Niet dat Idle No More geen goede ideeën bevat om dat niveau na te streven. Zo wordt met het trage “Darkness” een verdienstelijke poging genomen om een intrigerend luisternummer ten berde te brengen en met de stroperige blazersectie is Khan zelfs heel goed onderweg om dat te bereiken, maar echt helemaal over de streep haalt hij ons toch niet. Hetzelfde geldt voor “Luckiest Man”, dat een heel herkenbaar refrein heeft, maar ondanks een feestelijke blazerssectie en Khans regelmatige vreugdekreten maar niet wil blijven hangen. “Better Luck Next Time” zingt Khan even later en misschien is geluk inderdaad wel de reden waarom Idle No More niet dezelfde impact heeft als voorganger What Is?.
Dat Idle No More minder krachtige liedjes bevat, maakt het gelukkig nog geen minder interessante ontdekkingstocht. Van bij opener “Born To Die” horen we namelijk fantasierijke sitargeluiden de revue passeren en zijn we bijgevolg bereid om het restant van het plaatje een kans te geven. In “Pray For Lil” zingt Khan voor een keer zelfs helemaal niet, maar wordt er gekozen voor vrouwenstemmen met een heel fris resultaat als gevolg.
Te vaak echter blijft het bij een nieuw idee zonder dat het nummer kwalitatief veel te bieden heeft. “Thorn In Her Pride” heeft met enthousiaste “papapapapapapa”-koren en een feestelijke blazersectie bijvoorbeeld haast alles in huis om een grijze regenachtige dag in een blauwe zonovergoten vakantiedag om te toveren, ware het niet dat er van de tekst nauwelijks iets blijft hangen en het nummer dus niet overtuigt. Wie hierbij de bedenking maakt dat wij na What Is? zes jaar hebben moeten wachten op Idle No More, kan maar moeilijk de loftrompet afsteken.
Dat maakt dat wij Idle No More onmogelijk als een waardige opvolger voor What Is? kunnen beschouwen. Toegegeven, het is leuk om nog eens een teken van leven van King Khan & The Shrines te zien, maar daarvan waren wij eigenlijk al overtuigd via de elfendertig andere bandjes waarin Khan actief is. Verder vinden wij het vooral belangrijk dat Khans belangrijkste bands hun niveau behouden en in dat opzicht is Idle No More wel degelijk een kleine teleurstelling.