Kijk, we begrijpen best dat artiesten die gorgelen in een klarinet of ritselen met een sanseveria en het dan aan de man brengen als hedendaagse expressie op weinig begrip kunnen rekenen van een breder publiek en bijgevolg in de financiƫle kou blijven staan. Maar Michael Tarbox? De bluesman met de gouden stem en het bezwerende gitaarspel? Nee, daar begrijpen we geen bal van. Die zou aanbeden moeten worden door de duizenden middelmatige bandjes die op handen gedragen worden door uit hun nek kletsende promomachinerieƫn, waar labels, distributeurs, concertorganisatoren en media zoals wij al te vaak aan bijdragen. Michael Tarbox is een echte.
We gristen het titelloze debuut van The Tarbox Ramblers (2000) ooit mee uit de soldenbak van een winkelketen (we konden destijds ook moeilijk weerstaan aan de lokroep van spotgoedkoop en, doorgaans, spotoverbodig spul), maar na een halve beluistering waren we compleet verkocht. De band bestond uit een stelletje bleekscheten uit Boston, maar klonk zo zwart als, ja, een teerpot. Delta blues, swamp grooves, gospel, oerfolk en zweterige soul gingen er hand in hand in een handvol eigen nummers en bewerkingen van rootsklassiekers als āThe Cuckooā, āSt. James Infirmaryā en āShake āem on Downā. Het leek alsof een fiddle band uit Deadwood, rollende New Orleans-traditie en de juke joint blues van R.L. Burnside elkaar hadden gevonden.
Vervolg A Fix Back East (2004) liet een meer hedendaags en even broeierig geluid horen, nog altijd diep weggezonken in de bluesmodder, nog altijd gekenmerkt door Tarboxā rauwe stem en gespierde gitaarspel, maar met een modernere sound. Je kon het zo koppelen aan het meest bezwerende van, pakweg Nick Cave, 16 Horsepower of Tom Waits. Wat gebeurde was echterā¦ tja, niet veel eigenlijk. Het album en de band verdwenen een beetje uit beeld, tot een paar songs werden opgepikt door de populaire tv-reeks Sons of Anarchy. Veel meer dan wat YouTube-hits leverde dat echter niet op. The Tarbox Ramblers waren intussen van de kaart verdwenen en maakten in 2010 plaats voor Tarboxā ingetogen soloplaat My Primitive Joy .
Die wordt nu opgevolgd door Works And Days, waarvoor de man een Kickstarter-campagne op poten zette om aan de nodige fondsen te geraken. En gelukkig maar dat die bij elkaar geschraapt werden, want in zān beste momenten klinkt Works And Days als een wereldplaat. Daarvoor hoef je niet eens verder te gaan kijken dan de bloedmooie opener āI Believe In Youā, die je nog het best kan vergelijken met de stijl en sound van Mark Lanegans Iāll Take Care Of You, met een warme, analoge klank, voorzichtig snijdende twanggitaar en vooral ook een brommende orgel eronder. Tien stuks van dit kaliber en we hadden de rootsplaat van het jaar al te pakken.
Niet alle songs die er op volgen halen dat niveau, maar van een puddingeffect is geen sprake. De variatie is al net zo groot als op de bandplaten en schippert voortdurend heen en weer tussen de zachtere, intimistische en de grofkorrelige aanpak. Een voorbeeld van dat eerste is het haast gefluisterde āThe Tower Of Works And Daysā (het had zo van Van Morrison kunnen komen), dat net als het erop volgende āPrayerā een tijdje blijft rondhangen in je achterhoofd en op de vreemdste momenten opduikt. Maar er zitten ook minder voorspelbare invloeden in: zo klinkt het gedreven āCapricornā in zān refrein als een Beatles-demo en wordt in āWhen The Fireās Outā leentjebuur gespeeld bij de Britse folkrocktraditie, compleet met fraai akoestisch spel.
Wie vooral een zwak had voor Tarboxā potige bluesrock, die wordt dan weer op zān wenken bediend door het moddervette āHey Mr Starlightā, het soort song waarvoor ze cabrioās, motorclubs en een stevige plankenvloer hebben uitgevonden. Een granieten riff en een bonkende ritmesectie (de bas werd door Tarbox zelf ingespeeld) die afvuurt vanuit de heup. Primitief en onweerstaanbaar. Ook āJack Floodā en het compacte, wat onderontwikkelde āMister Henry Leeā zouden waarschijnlijk geweldig uitpakken in de context van een groezelige club waar het bier rijkelijk vloeit.
Het knapste aan Works And Days is dat er geen minuut te veel op te horen valt. Tien vetvrije songs in minder dan dertig minuten. Jammer dat we daar zo lang op moesten wachten. Het valt dan ook te hopen dat de man er snel een vervolg aan kan breien en het hele zootje eens komt voorstellen in deze contreien. Wie wil dat eens regelen?
Beluisteren en aankopen kan via Bandcamp en de website, en misschien valt er wel iets te regelen via uw lokale platenboer. Die hebt u toch al veel te lang niet gezien.