Op 18 juni van dit jaar bereikt ex-Beatle Paul McCartney
de respectabele leeftijd van 70 jaar. Terwijl de meesten van ons
tegen dan (hopelijk) al lang op een warme, zonnige plek met een
pina colada in een hangmat liggen te schommelen, steekt Sir Paul op
het gemak een tandje bij en brengt hij nog maar eens een album
uit.
Niet dat dat noodzakelijk goed nieuws is. U herinnert zich
misschien nog ‘Memory Almost Full’ uit 2007 – een oppervlakkig en
overbodig geval dat ons vooral bijbleef door het aantal spontane
aanvallen van netelroos dat we overhielden aan die vervloekte
ukelele op ‘Dance Tonight’, om maar te zwijgen van de ronduit
belachelijke videoclip bij ‘Ever Present Past’: goed voor ofwel
instant diarree, ofwel 24 uur slappe lach. Ook voorganger ‘Chaos
and Creation in the Backyard’ uit 2005 getuigde van meer
chaos dan creation.
Hij is het kwijt, denkt men dan. Het eens zo geniale muzikale
brein is aan het wegvorten tot een milde, niet onaangename
soort Zwitserse kaas. We zouden het hem ook niet kwalijk nemen –
heeft de man ons al niet genoeg geschonken? En dan –
shazzam – smijt McCartney plots weer een plaat op de markt
die ons pakt. Hoe doet die mens dat toch?
Kwatongen zouden durven zeggen dat het komt omdat ‘Kisses on the
Bottom’ bijna geen eigen McCartney-nummers bevat – twee om precies
te zijn – maar dat is al te simpel opgelost. Voor zijn 35e
studio-album na de split van The Beatles graaft Macca diep in zijn
jeugdherinneringen, en haalt hij een hele rits Music Hall-deuntjes
op uit de jaren 30 en 40. Naar eigen zeggen had Sir Paul altijd al
een zwak voor de ietwat suikerzoete, nostalgische Tin Pan
Alley-melodietjes, die hij als kind leerde kennen doordat zijn
vader ze thuis op de piano speelde. In volle Beatlesglorie moest
hij er alvast niet mee afkomen, want John Lennon – voor wie jazz
gelijk stond aan landsverraad – lachte hem vierkant uit en noemde
Pauls jeugdmuziek “nice little folk songs for the grannies to
dig”.
Tweeënveertig jaar na het uiteengaan van The Beatles durft Paul
nu dus wél toegeven aan zijn nostalgische bui, en het resultaat is
écht wel te pruimen. De titel ‘Kisses on the Bottom’ doet misschien
wat wenkbrauwen fronsen (“Is dat hier Gary Glitter of Paul
McCartney?”), maar eigenlijk is het een zin uit het openingsnummer
van de plaat, ‘I’m gonna sit right down and write myself a letter’.
Deze classic uit The Great American Songbook werd origineel eerst
opgenomen door Fats Waller in 1935, en later doorheen de jaren 40
en 50 waagde zich nog een eindeloze reeks sterren aan het lied,
onder wie Bing Crosby en Frank Sinatra. Nu vervoegt McCartney dus
het rijtje, en zijn interpretatie mag er wezen: trager en intiemer
dan de bigband-versies uit de jaren 50, met een heerlijk
contrabasje in de intro en wat zwoel geborstel op de drums – hier
komt geen stok bij kijken, begot! Jazz-coryfee Diana Krall
neemt de pianosolo voor haar rekening en moet daarbij niet
onderdoen voor wijlen Waller zelf.
Daarmee is meteen de toon gezet voor de hele plaat. Standard na
standard trippelt voorbij, steeds in die intieme, een beetje
donkere maar niet onaangename sfeer. Voor één keer kan Macca zich
uitleven in dat waar hij goed in is, maar altijd voor op de vingers
getikt wordt: puur en onversneden sentimentalisme. Met overtuiging
gooit hij zich op liederen over die ene, onverwoestbare liefde in
zowel ‘More I cannot wish you’ (uit de musical ‘Guys and Dolls’,
waarvoor McCartney zelf de rechten bezit – handig toch?) als in
‘Always’, het ultieme liefdeslied, dat werd geschreven in 1925 door
Irving Berlin als huwelijksgeschenk voor zijn verloofde Ellis
McKay. “I’ll be loving you always/ with a love that’s true always”
– als we het hier zo zien staan, beseffen we dat het
verschrikkelijk stroperig klinkt, maar geloof ons, McCartney
overtuigt zelfs het meest vereelte, met zeepokken begroeide
vrouwenhart. Ergens kunnen we het ook niet helpen dat we het hem
eerder voor Linda zien zingen, dan voor mevrouw McCartney nummer
drie, of was het nu nummer vier? Tenslotte is er maar één true
love, of niet. ‘Bye Bye Blackbird’ is nog zo’n standaard
jazznummer, ooit gezongen door Josephine Baker maar hier op
voortreffelijke wijze gebracht door Sir Paul. De begeleiding is
sober; de zang perfect juist maar toch fragiel – men zou haast
vergeten dat het lied gaat over een prostituee die besluit uit het
vak te stappen en terug bij moeder te gaan wonen.
Wij konden echter het meest genieten van ‘My Valentine’ – nog
zo’n prachtig liefdeslied, dat tot onze verbazing dan nog van de
hand van Paul zelf bleek. Sentimenteel zonder erover te gaan –
daarvoor zorgen de mineurakkoorden in de strofen, die in het
refrein heel fijn overgaan naar hoopvolle majeurprogressies. Er
zijn wat strijkarrangementen, maar die zijn bescheiden en smaakvol
aanwezig – McCartney heeft dan toch wat geleerd uit de ervaringen
met Phil Spector die in 1969 ‘Let It Be’ veranderde in een roze
suikerspin. Respect voor dit nummer, echt – en niet alleen omdat
Eric Clapton nog eens zijn Martin-gitaar vanonder het stof mocht
halen voor de solo. We zouden het nooit hebben opgemerkt tussen al
die tijdloze klassiekers. Jammer dat het tweede Macca-nummer ‘Only
our hearts’ niet hetzelfde niveau haalt, ondanks een
mondharmonica-solo van Stevie Wonder.
Met ‘Kisses on the Bottom’ haal je een aangename easy jazz-plaat
in huis, die lekker wegluistert tijdens een avondje op de zetel met
de voeten op de poef. Anders dan andere ouwe rukkers die hem
voorgingen in het maken van een American Songbook-album, is
McCartneys liefde voor het materiaal hoorbaar in elke song. Zijn
stem is nog maar weinig veranderd sinds ‘Sergeant Pepper’ in 1967 –
en doe hem dat maar eens na – en leent zich bijzonder goed voor het
swing-crooner-genre. De aard van deze muziek geeft hem ook de kans
niet om te vervallen in oppervlakkig Disney-gekweel, plus – het
beste van alles – er is op de hele plaat geen ukelele te bespeuren!
Hoera!
Het optreden van Paul McCartney op 28 maart 2012 in het
Sportpaleis te Antwerpen is helaas al volledig
uitverkocht!