Drag City, 2011
Na ‘Lemons’ en ‘Melted’, twee oerdegelijke DIY-platen die de
fuzzy garagerock hoog in het vaandel dragen, komt Ty
Segall met het meer ingetogen maar niet minder geniale ‘Goodbye
Bread’. Hij stelt zich open voor het grote publiek met een
opgekuiste versie van zijn krakende rock en dito stemgeluid en
bevestigt zo zijn capaciteiten als volwaardige
singer-songwriter.
Ty Segall had zo’n zes maanden nodig om ‘Goodbye Bread’ in te
blikken. Die zee van tijd heeft hem goed gedaan. Tussendoor dropte
hij nog het bijzonder energetische live-album ‘Live In Aisle 5’ en
coverde hij T. Rex op een 12-inch genaamd ‘Ty Rex’, twee platen
waar de garageolie nog van afdroop. Op ‘Goodbye Bread’ neemt hij
echter afstand van zijn roots, die hij op zeventienjarige
leeftijd met de Epsilons vestigde en dit jaar nogmaals bevestigde.
Nu, vijf jaar en drie soloplaten later, beperkt hij zich niet meer
tot de rauwe energie en straight in your face-productie
van weleer, maar tast hij hoorbaar de horizonten van de rock af en
gaat hij op zoek naar nieuwe muzikale oorden.
Lyrics over thuiskomen en de paranoia van een kwetsbare artiest
op een podium geven dit album de diepgang die we zelfs niet misten
op zijn vorige albums. De singer-songwriter in Segall lijkt
opgestaan en volwassen te worden; een zanger die op de opener
‘Goodbye Bread’ veel weg heeft van John Lennon in zijn Yoko Ono-periode. Enkele
songs later bekrachtigt hij dit zelf voor ons met het heerlijk
meeslepende ‘You Make the Sun Fry’: dit is wel degelijk de lang
verloren bastaardzoon van de vermoorde Beatle.
Menig luisteraar zou er niet voor terugschrikken opnieuw een
rauwe, met garage doordrenkte plaat door de boxen te jagen, maar
ook zij zullen hun gading vinden op de nieuwste van Ty Segall. Hij
blijft trouw aan zijn DIY-roots en scheurt van tijd tot tijd nog
lekker door. Zo knipoogt hij vrolijk naar zijn voorgaande werk op
‘California Commercial’, een heerlijk vettige song die afklokt op
minder dan anderhalve minuut. Dat een artiest nog eens graag
thuiskomt en liever niet constant onderweg is om zijn geluid te
promoten, hoor je op ‘Comfortable Home’, een melancholische ode aan
z’n eigen stekje. De lyrics zijn kort en catchy, maar de
paar strofen die hij op de luisteraar afvuurt missen hun doel niet.
“Inside I am a melody / A front for you and all to see,” zingt hij
op ‘When My Head Explodes’, een lied over blikken die hem vol
verwachting aanstaren wanneer hij kwetsbaar op het podium staat.
Zo’n gevoel kan grenzen verleggen, maar Ty’s hoofd is nogal fragiel
en staat letterlijk op ontploffen. ‘When Your Head Goes’ drijft op
hetzelfde idee en wordt bijgestaan door zijn kenmerkende ’60
fuzzy gitaarklanken om daarna het album zweverig af te
sluiten met ‘Fine’.
‘Goodbye Bread’ smaakt duidelijk naar meer en toont dat Segall
niet blijft vasthouden aan zijn wortels maar het muzieklandschap op
zijn eentje verkent. Zoals hij zelf zegt op het einde van ‘Fine’:
“Bye bye, see you next time!” Vol ongeduld wachten we op de
volgende, die wel eens geniaal zou kunnen zijn.