In 2008 verbaasde Black Mountain jong en oud met In The Future, een onwaarschijnlijk boeiende muzikale trip naar de ruige jaren zestig en zeventig. Ook Wilderness Heart keert veertig jaar terug in de tijd, maar langs een gemakkelijker parcours.
Je hoort veel jonge muziekverslaafden klagen dat ze te laat geboren zijn, na het snuffelen in vaders platencollectie. Ze dromen hardop over de tijd dat Pink Floyd, Deep Purple en Black Sabbath nog wildebrassen waren, of over de periode dat Miek en Roel als folkduo Vlaanderen veroverden. Gelukkig voor de nostalgici huppelen de Canadezen van Black Mountain al enkele jaren rond in het rockcircuit. De hardrockriff-machine van opperhoofd Stephen McBean deed je meteen terugkeren naar Black Sabbaths woeste Birmingham terwijl zijn betoverende duetten met nachtegaal Amber Webber je gedachten deden verzinken naar de weide van Woodstock. Ook live klonk Black Mountain traditiegewijs opwindend en magisch tegelijk.
Waarom was In The Future, Black Mountains tweede langspeler, zo boeiend? Tijdens de ruwe epische passages waande je je in een betoverend hooggebergte. Het was alsof je na een moeizame bergtocht verrast werd door een prachtig panorama. In de eerste nummers van Wilderness Heart moet je echter niet veel avontuur zoeken. Met "The Hair Song" — merk wel de zeer knappe harmonie op tussen McBean en Webber — en het indiegeoriënteerde "Old Fangs" bewandelt Black Mountain makkelijke paden. Vooral de toetsen van Jeremy Schmidt verhogen het popgehalte van Black Mountains folky hardrock. Ook producer Dave Sardy, die meewerkte aan Oasis’ laatste wapenfeit, zal hierin een bepalende rol gespeeld hebben.
Ook het zwaardere materiaal van Black Mountain lijkt tegenwoordig makkelijk te verteren. De psychedelica, zware baslijn en scheurende riff in "Rollercoaster" zijn zo efficiënt in elkaar geknutseld dat het nummer een groot publiek zal aanspreken. "Let Spirits Ride" tovert resoluut Black Sabbath terug en zal ongetwijfeld de oude rockers hun wilde haren laten losschudden. Het orgeltje maakt het nummer compleet. Black Mountain klinkt opnieuw verre van origineel maar wel dodelijk efficiënt.
Voor de rest doet Stephen McBean (te) veel hetzelfde kunstje over als met Pink Mountaintops en Lightning Dust, namelijk met warme folk de luisteraar bedwelmen. In "Radiant Hearts" en "Buried By The Blues" zal vooral de bloedmooie samenzang de hartjes van folkliefhebbers opnieuw doen openbloeien. Ook "The Way To Gone" is bijzonder akoestisch getint. Op het einde van Wilderness Heart is de magie echter bijna volledig verdwenen. "The Space Of Your Mind" mag dan wel ontroerend zijn en na "Sadie" ontwaak je moeilijk uit een aangename zachte roes, toch zit je al na de eerste luisterbeurt met een wrang gevoel. Waarom klinkt Black Mountain zo braafjes?
Tot onze grote opluchting trekken McBean en zijn kornuiten met "Wilderness Heart" nog eens alle retroregisters open. Met stevige drums en een metalriff — horen we daar Iron Maiden? — transformeren de softe hippies plots in ruige bikers. Maar na een bombastisch drumintermezzo trekt Webber de song volledig naar zich toe. Ze vervult haar hoofdrol met glans. "Take me to electric fortress" zingt ze, en wij zijn meteen mee.
Neen, op Wilderness Heart moet je je niet aan uitgebreide avonturen als "Tyrants" en "Bright Lights" verwachten. Black Mountain klinkt poppier en folkier dan ooit. Commerciële bedoelingen of niet, Black Mountain heeft zeker geen slecht album geschreven. De grootste verdienste van de Canadezen blijft dat ze de muzikale jaren zeventig hip(pie) maken.